“Tokyo- I’m on my way” – voor de 2e keer dus.
Natuurlijk ga ik voor het Haagse origineel en niet zo zeer voor de latere versie van Puffy AmiYumi. Al besef ik dat ik me beter kan verdiepen in de wondere wereld van de Japanse pop rock, nu we tenslotte hier zijn. Grappig gegeven (vind ik althans); in de Japanse versie is de tekst volledig aangepast. Zelfs de ‘new Toyota’ van Hans Vandenburg is een merkloze ‘brand new car’ geworden.
Enfin, Tokio.
De slag bij Sekigahara, in 1600, ofwel het Japanese jaar Keichō 5 (@Olaf, ik moet hierbij aan het eeuwige grapje van opa denken over de slag bij Nieuwpoort), maakte de weg vrij voor een verenigd Japan en het oostelijk gelegen Edo werd de hoofdstad. Nu Tokio, al wil ik eigenlijk Tokyo schrijven.
Tokio vandaag. 14 miljoen inwoners. Dat is ruim 11% van de totale Japanse bevolking. Ter vergelijking, Amsterdam zit nog steeds onder de 1m inwoners en dit is 5% van onze totale bevolking.
Deze 14 miljoen mensen zijn vervolgens verdeeld over 23 wijken, waarbij elke wijk weer een aantal stadsdelen heeft. Er zijn ‘slechts’ 822 trein stations, metro is hier niet bij gerekend. Tijdens een ‘excuus om niet te werken Google momentje’ vond ik een lijst met de 50 drukste stations ter wereld. Slechts zes ervan liggen buiten Japan… Dat wordt nog wat, zelfs in het verlaten binnenland van Sicilië stappen we al uit bij het verkeerde station. Joris maakt zich vooral druk dat we elkaar kwijt raken. Ook daarin zijn we inderdaad bekwaam. Ik denk bij die stations echter meer aan de hassha merodi, het melodietje van de vertrekkende trein. Elk station heeft z’n unieke deuntje. Horen we die nog wel als we een van de 3 miljoen dagelijks passerende reizigers zijn op Shinjuku Station? Lijkt me zo leuk.
Kortom, we zijn beland in een labyrint met héél veel mensen en héél veel stations. Keuzes maken lijkt verstandig. Dat is eigenlijk te voorzichtig uitgedrukt. Het is simpelweg een must. FOMO kunnen we beter geen ruimte geven en spontaniteit vergt nu eenmaal stiekem toch wat voorbereiding.
Het oorspronkelijke plan was dat Joris de dagen in Tokio zou vullen, met architectuur en musea als leidraad. In het vliegtuig bleek echter dat hij geen actieve herinnering heeft aan die afspraak. Wel had hij wat boekjes aangeschaft en dus bestuderen we de info en de diverse kaarten met een combinatie van brillen. Confronterend maar waar. Duidelijk twee ongediplomeerde kaartlezers, ze zijn ook nog eens allemaal verschillend. In het uiterste hoek staat ‘endless discovery’ afgedrukt. Dat is inderdaad niet gelogen, maar geef mij maar Google maps, we zijn nu al blij met de lokale simkaart en de dubbele telefoon.
Bij aankomst op Narita airport blijken we niet de enigen te zijn die hun voucher voor de JR pass willen omruilen voor de gewenste treinkaart. Als er hekken nodig zijn om de wachtenden te ordenen is het tijd om af te haken en scenario twee in werking te zetten. De Keisei skyaccess heeft een minder lange rij en arriveert bovendien rechtstreeks bij Oshiage station, daar waar ook ons hotel is. Mooi ontworpen door Kengo Kuma. ‘He has a thing for wood’, ik ook. Tevens vinden we mooi oud hout – én een heerlijke oestercurry – in het enigszins verborgen oude houten huis waar Spice Cafe sinds 20 jaar lekkernijen maakt. We staan braaf in het tuintje in de rij te wachten terwijl we volgekrabbelde schoolborden proberen te ontcijferen. Dat laatste blijkt ook voor Google translate een onmogelijke opgave, echter de vriendelijke man achter ons geeft tips. Hij is verbaasd dat wij – inderdaad als enige buitenlanders – hier in de rij staan, wij eigenlijk zelf ook. De vermelding Bib Gourmand in de Guide Michelin app heeft ons erheen geleid. Volgende week vieren ze blijkbaar hun 20 jarig bestaan, goed eten heeft dus geen vertaling nodig.

Een fijne start in een leuke, rustige wijk. Het weer is verrassend zacht en zonnig dus het dakterras van het hotel is een feestje om met een boek je jetlag weg te lezen. ‘s Avonds private & prime location voor de verlichte Sky Tree en een mini kamer die echter extreem slim is ingericht. Een goede douche, een lekker bed, een raam dat (uiteindelijk toch) open kan en een toilet die door ons direct ontregeld wordt door op alle knopjes te duwen. Nu gaat de klep open als je de deur opendoet, maar sluit zich zodra je wilt gaan zitten. Beetje zoals de verlichting thuis in de hal, gaat uit wanneer het aan moet. Buiten die overactieve klep; what else can you wish for?
Als ik de volgende ochtend vroeg richting kantoor vertrek ga ik mee in de stroom van metrogangers. Ze zijn allemaal zó correct. Het gevolg is wel dat je je enigszins onzichtbaar voelt, niemand kijkt je echt aan, simpelweg omdat dat not done is. Eigenlijk zit iedereen sowieso op z’n telefoon te turen. Sommigen lijken nog wat extra minuten slaap te pakken. Een schoonmaker op leeftijd passeert met stoffer en blik, er is echter geen vuil en geen stof. Het is schoon. Overal. Zou dat zijn baan nu aangenamer maken dan die van zijn collega’s in bijvoorbeeld Amsterdam of Bangkok? Is het beter om de eindeloze hoeveelheid troep van anderen op te ruimen of beter om de smetteloosheid te bewaken door een minuscuul stukje papier op te vegen? Want ja, hij vond toch iets. De waarschuwing ‘Watch your bags’ is aangepast aan Japanse beleefdheid. In plaats van de min of meer standaard vervolgzin over zakkenrollers staat hier : Watch your bags, they may get in the way for others. Ondertussen wordt iedereen middels het uiterst efficiënte metro systeem stipt op tijd afgeleverd op zijn of haar eindbestemming, inclusief ondergetekende.

Na leuke gesprekken met collega’s en een fantastische lunch bij Tsukiji Suzutomi – wow … sushi zoals sushi bedoeld is – staat het kleine memorial museum van Taro Okamoto op het programma. Ik laat de collega’s weer verder werken en probeer Joris te traceren, ergens nabij het museum. Klinkt eenvoudig, realiteit bleek iets lastiger. Toch gelukt. Taro Okamoto heeft hier veertig jaar gewoond en gewerkt. Normaal vinden we die kleine ‘huiskamer’ musea erg leuk, maar in dit geval had de even zo kleine beeldentuin met mega bananenbomen meer onze aandacht. Is trouwens wel de eerste keer dat we op sloffen door een museum lopen. Schoenen moeten verplicht bij de ingang blijven.

We blijven hangen in de upper class wijk Omotesando, waanzinnige gebouwen en etalages met de duurste merken. Het is een beetje de Champs-Élysées van Tokio. De Prada’s, Dior’s en Gucci’s bouwden allemaal hun eigen tempel op Omotesando Dori. Comme des Garçons doet zijn disruptive naam eer aan, love it, bovendien extra leuk nu we weten dat de naam van dit Japanse modelabel geïnspireerd is op het nummer “Tous les garçons et les filles” van Françoise Hardy (voor verdere toelichting; vraag Joris). Bij LV is op de 7e verdieping een expositieruimte met kunst. De winkel gunnen we geen blik waardig maar bovenin is het mooi, inclusief het uitzicht. De kunst zelf is een combinatie van installaties en objecten.

Uiteindelijk eindigen we bij een van de vele eettentjes onder de sporen van Tokyo station. Bij Sakaba Mihama eten we op stro geroosterde bonito om vervolgens terug in het hotel in een diepe slaap te vallen. Voor een uurtje dan. Joris slaapt dwars door de jetlag heen, ik blijk iets minder succesvol en moet denken aan Lost in Translation van Coppola. De film waarin Bill Murray ook de slaap niet kan vatten. Ik herinner dat hij ‘s nachts faxen binnen kreeg, er is duidelijk het nodige veranderd in twintig jaar. Gelukkig kan ik het geluid van de iPhone op stil zetten. Sowieso een heerlijk idee, vijf weken op mute!
Meer over Tokio volgt – stay tuned.
