contrastrijk tunis

bohemien chic & beton brut 

Terug in Tunis starten we in het ‘nieuwe’ gedeelte, vlak bij de iconische klokkentoren. Ons appartement is weliswaar extreem scheef, maar ook extreem comfortabel, licht en ruim. Een zeer positieve verrassing na de donkere entree in de parkeergarage er direct onder. Waar het appartement gerenoveerd is, lijkt de garage meer het decor van een horrorfilm. Smal, donker, vervallen, kapot beton en gevuld met enorme regenplassen. De verhuurders zijn trots op hun eigen parkeerplek, maar wij krijgen het er benauwd van. Suzi staat er veilig, maar erin en eruit rijden vergt nogal wat precisie en behendigheid.

Vanuit de duisternis navigeren we door een smalle gang naar een antieke liftkoker met een traliehekje. De lift komt met een gebruiksaanwijzing die Kafkaiaanse trekken vertoont: instappen kan enkel op één, hij brengt je naar vier, waarna we terug moeten lopen naar drie. We wisselen een blik, en kiezen eieren voor ons geld: de trap. 

Maar eenmaal achter de dikke voordeur met drie sloten wacht de beloning. Een moderne, bohemien oase. Volop daglicht en van alle gemakken voorzien, met openslaande deuren naar het balkon. 

Vanaf dat balkon kijken we uit op de betonnen kolos Hotel Du Lac, ontworpen door de Italiaan Raffaele Contigiani. Leuk, want ik had er reeds over gelezen voor vertrek. 

Toen het hotel begin jaren ’70 verrees, was het een statement. Onder Bourguiba wilde Tunesië zich profileren als een moderne, vooruitstrevende natie die loskwam van het koloniale verleden. De Avenue Habib Bourguiba werd de showcase van dit modernisme, en Hotel du Lac was het vlaggenschip. Het moest luxe en futurisme uitstralen. Het is een schoolvoorbeeld van het Brutalisme, een omgekeerde piramide die eruitziet als een geland ruimteschip. En ja, natuurlijk is er een hardnekkige legende dat George Lucas geïnspireerd raakte door dit hotel voor het ontwerp van de Sandcrawlers in Star Wars. Ik vrees dat ik er na deze reis niet meer onderuit kan om die films toch eens te gaan bekijken. 

Enfin, Beton Brut raakte uit de gratie, en in 2000 sloot het zijn deuren. Erfgoedbewakers en architecten stellen dat het een uniek monument van de ‘post-onafhankelijkheid architectuur’ is en protesteren tegen elk plan dat ruikt naar sloop. En zo kijken we nu dus uit op een bevroren droom uit de jaren ‘70. Een betonnen spookschip, wachtend op sloop of renovatie, terwijl de moderne tijd (en de politieke onrust) er letterlijk omheen raast.

I ♥️ Tunis – achter het prikkeldraad

Dat die moderne tijd op scherp staat, is onmiskenbaar. Rondom de klokkentoren tellen we zeker twaalf politieauto’s, keurig in het gelid, maar met een dwingende aanwezigheid. Even verderop, op het Place de l’Indépendance, recht voor de imposante Kathedraal, is de sfeer nog wat grimmiger. Hier staan gepantserde voertuigen met mitrailleurs  geparkeerd, geflankeerd door gewapende mannen die de omgeving nauwlettend scannen. Grote bossen prikkeldraad zijn als een zeer onvriendelijke kerstslinger rondom het plein gewikkeld. We vermoeden dat het de naweeën zijn van 17 december jl. Het is precies 15 jaar geleden dat de Arabische Lente hier begon. Er zijn wat opstanden geweest, en de nervositeit is tastbaar. Tegelijkertijd is de ironie echter bijna lachwekkend. Precies voor deze muur van prikkeldraad en gepantserd staal staat namelijk het vrolijke, witte bord: I ♥️ Tunis. Lokale toeristen en families wurmen zich in bochten voor de perfecte selfie. Lachend, terwijl op de achtergrond de loop van een geweer net niet (of net wel) in beeld komt. Hetzelfde zagen we bij de fontein met de klokkentoren. Het is een bizarre dissonantie.

tijdmachine naar 1960

We observeren het tafereel vanaf een afstandje en zetten koers richting de Avenue de Carthage, speurend naar de plek waar Philippe’s vader eind jaren vijftig zijn apotheek runde. Voor de oplettende lezer, inderdaad een nieuwe poging! Helaas is de tijd hier niet mild geweest. De buurt ademt vergane glorie, maar dwars door het verval zie je de contouren van wat ooit was. Ooit moeten hier prachtige panden hebben gestaan. Een stukje Parijs in Noord-Afrika.

Iets verderop trekt een halfopen deur onze aandacht. Cabaret la Potiniere, een nachtclub van de oude stempel. ‘1960’ staat in gouden letters gegraveerd op een marmeren plakkaat. Nieuwsgierig glippen we naar binnen. Het voelt alsof we in een tijdmachine zijn gestapt: dit is zo’n typische nachtclub die je normaal alleen in films noir ziet. La Potiniere betekent vrij vertaald ‘de Roddelplek’, hier kwam vast en zeker de bourgeoisie feesten. 

Het interieur is doordrenkt van nostalgie en vaal rood pluche. De zon heeft hier geen toegang; het licht is gedimd en de bar is een stille getuige van de nacht ervoor, bezaaid met halfvolle glazen en overvolle asbakken. De schoonmaakploeg moet nog moet komen. Althans, dat mag ik hopen. 

Aan de muur hangen posters met silhouetten van schaars geklede dames. We raken aan de praat met de enige aanwezige, die het overigens helemaal niet vreemd vindt dat er twee strangers zomaar zijn imperium binnenlopen. Is hij de manager, de beheerder, de barman, de schoonmaker? Wie zal het zeggen. Hij vertelt dat de zaterdag een goede avond is. Er speelt dan een orkest en dames (voornamelijk Marokkaanse) dansen voor de mannelijke clientèle. Entree? Slechts 10 Dinar, zo’n €3,30.

We zijn natuurlijk uitermate nieuwsgierig, maar zondag en het begin van de week zijn niet bepaald de topavonden, voor zover je hier nog van ‘top’ kunt spreken. Terwijl we weer naar buiten lopen, valt ons oog op het straatbordje: Avenue de Hollande. Tja, toch duidelijk net even wat minder grandeur dan de Avenue de France.

de andere wereld

En dan gebeurt het wonderlijke. We laten het station en de brede boulevards achter ons en duiken de smalle straatjes van de Medina in. Zoals zo vaak reist Cees Nooteboom in gedachten met ons mee. Hij schreef prachtig over dit land toen hij hier was, begin jaren zestig. “Reizen is een zeer eigenaardige manier van bestaan,” schreef hij. “Het is een voortdurende verplaatsing in de ruimte, maar ook in de tijd.” 

Dat is precies wat wij hier doen. Van de Romeinse oudheid in El Djem zoefden we het modernistische Tunis binnen. We verruilden de ruïnes voor de Champs-Élysées van Tunesië. En nu de eeuwenoude medina. Wederom een andere wereld. Zelfs een andere wereld versus de eerste keer dat we hier rondliepen, nu ruim vier weken terug. Natuurlijk heeft dit met ons te maken, wij kijken anders, naar het land, naar de mensen, naar de gewoonten. 

Hier in de medina geen pantserwagens, maar mannen die met dienbladen vol dampende thee en koffie glaasjes rondlopen. Hier geen prikkeldraad, maar een labyrint aan smalle steegjes en souks die in elkaar overlopen, traditioneel georganiseerd rondom de grote Zitouna Moskee. Hoe ‘edeler’ en schoner het ambacht, hoe dichter bij de moskee het gevestigd is. Ambachten die lawaai maken of stinken (zoals smeden of leerlooien) bevinden zich meer aan de rand. Souk des Libraires (boeken), Souk el Kmach (stoffen), Souk ech-Chaouachia (de Chechia, het traditionele rode, wollen hoedje), Souk el Berka (sieraden) en natuurlijk Souk el Attarine (Parfums). Deze laatste is misschien wel de beroemdste en ligt direct tegen de noordmuur van de moskee aan.

De geur van jasmijn, rozenwater en amber domineert hier, al wordt dit fijne bouquet zelfs hier zo nu en dan onderbroken door een minder florale noot. Laten we het op de alomtegenwoordige straatkatten houden. De minaret is een goed oriëntatiepunt en elke dwaaltocht eindigt dan ook bij die grote moskee. Officieel verboden terrein voor niet-moslims maar met mijn kleurige Indiase sjaal en zonnebril maakt niemand me wat. Zolang je gesluierd bent lijkt het ok te zijn. Op het plein en tussen de zuilen is er een verrassende rust die haaks staat op de chaos van de omringende souks. 

Ook lijkt de hele politieke situatie van grofweg achthonderd meter verderop ineens mijlenver weg. Misschien is dat de enige manier om ermee om te gaan? De medina in, een andere wereld in, een andere ‘tijdszone’ in, en het leven door laten gaan.

slapen in een schoenenfabriek

Die tijdreis en sfeer van verborgen schoonheid voelen we ook in het huis van Selim, onze gastheer tijdens de laatste dagen alhier. Hij is architect en heeft een oude schoenzolenfabriek getransformeerd tot woonhuis. Een deel daarvan verhuurt hij via Airbnb. Het is klein, maar fijn. Drie kamertjes rondom een binnenplaats met prachtige, antieke tegels en muren van een halve meter dik. De gootsteen is oud marmer, de sprei op het bed om te stelen en ook de badkamervloer zou je zo willen uitbikken en als plateau rondom ons bad thuis willen plaatsen. De moderne twist is een glazen piramide dak boven het binnenplaatsje dat open kan schuiven. Hij heeft sowieso overal met licht gespeeld. Voordat we ons appartement instappen, moeten we over een glasplaat lopen, een soort glazen loopbrug. Je kijkt rechtstreeks hun keuken in. Zij hebben zo daglicht bij het fornuis, wij ervaren een lichte vorm van hoogtevrees en het ongemakkelijke gevoel van voyeurisme tegen wil en dank.

capucin (kap-poe-seng) & de kapper

Tunesië gunt ons een zacht afscheid, de zon breekt door. We stoppen elke keer weer even bij Café Castro, om de hoek en een begrip sinds 1950. Voor een bedrag dat zo laag is dat we het de eerste keer uit ongeloof afrekenen (6 dinar, oftewel €1,75), krijgen we hier twee heerlijke capucins. Geserveerd door een man met een minimale hoeveelheid tanden en een maximale hoeveelheid vriendelijkheid, hij zet de plastic stoelen nog net niet klaar voor ons. Oh, wat gaan we dit toch missen!

Voor exact datzelfde bescheiden bedrag bezoekt Joris de kapper ernaast. De man is de pensioengerechtigde leeftijd ruim gepasseerd en op zijn eigen tempo: insjallah. In een vlaag van overmoed (of noodzaak), besluit Joris de gok te wagen.

Zijn salon bestaat uit één stoel; buiten liggen wat doeken te drogen in de zon en vergeelde foto’s zijn her en der tussen de spiegel geschoven. Een leraar informatica, die om onduidelijke redenen de kapper gezelschap houdt, maar zelf niet geknipt of geschoren wordt, fungeert als tolk. De samenvatting is: niet te kort, beetje bijwerken. Het wordt vertaald in het Arabisch. De kapper kijkt serieus, vraagt nog iets en zet zijn tondeuse aan. Het resultaat is extreem kort, ik kan nog net voorkomen dat de tondeuse ook over de bovenzijde gaat. Na 10 minuten klapt hij zijn scheermes dicht en kijkt tevreden. Hij doet dit al zestig jaar, wie maakt hem wat? Natuurlijk moeten er foto’s worden gemaakt en als afscheid krijgen we een pufje lotion en een handdruk. Belangrijker, hij legt zijn rechterhand plat op zijn linkerborst, het fundamentele onderdeel van de lichaamstaal in de Maghreb. ‘Je zit in mijn hart’. Yad ‘ala al-qalb.

kakofonie

Onze laatste avond brengen we door op het dakterras van Selim. De zon zakt weg en de oproep tot het gebed volgt. We haasten ons naar boven. Het begint nooit in synchroniciteit, het is een aanzwellend koor. Vanuit alle windrichtingen komt het geluid op ons af. Het rolt over de daken, botst tegen de dikke oude muren. Misschien zou Cees zeggen; het vult de lucht. Het is in ieder geval een kakofonie van geloof, routine en schoonheid. Een mooier afscheid hadden we ons niet kunnen wensen.

Plaats een reactie