
Dan toch.. het is de vijfde keer dat ik door dit immense grote land reis en deze keer is het op de planning gezet. Met 80x het formaat van Nederland is enige planning wel handig, want ‘zomaar in de buurt zijn’ zal niet snel gebeuren. Ik vind dat ook wel leuk, beetje uitzoeken, beetje lezen en dan iedere keer weer iets nieuws ontdekken. Iets waarvan je een uur ervoor nog nooit van had gehoord en waar je dan opeens perse naar toe wil.
Nu dan dus in een van de zeven heilige plaatsen in India. De plaats waar juist iedereen wél van heeft gehoord, hetgeen de reden was om het iedere keer over te slaan. 25 jaar geleden was ik in Haridwar, een andere uit het rijtje van zeven. Daar waar de Ganges de Noord-Indiase vlakte binnenstroomt. Aanzienlijk schoner en even heilig. Men wast hun zonden weg of cremeert hun geliefden. De ultieme plek voor de ‘verlossing van de ziel’ en een zaligmakende dood. Ook hier worden de jerrycans gevuld met Gangajal en bij de meeste ghats gaat er wel iemand het water in.
Feitelijk is het water ernstig vervuild, en dan bedoeld ik echt ernstig. Ik lees erover en vraag me zelfs af hoe gezond de douche hier is. Alleen het idee al geeft me jeuk. Maar vervuild of niet, het is ook de ultieme vorm van een heilig bad. En dus komt men van ver om zich onder te dompelen in dit heilige water. Of om hun laatste adem uit te blazen. Het is de stad vol leven en dood.

tijdloos varanasi
De Varanasi Elevated Corridor – een 6 jaar jonge snelweg tussen de luchthaven en het stadscentrum – brengt ons op een dwaalspoor. Waar is het oh zo chaotische Varanasi? Maar dan arriveren we in de stad en daar staat het verkeer vast, muurvast. Met ruim drie miljoen inwoners zijn de oude straten simpelweg verstopt. Een symfonie van tingelende bellen, ratelende kettingen en claxonnerende auto’s en brommers. Vooral dat laatste. Nog dieper het centrum in lijken de fietsriksja’s overal te zijn. Heilige mannen eveneens. Met geverfd voorhoofd, oranje kleding en wandelstok. Een smeersel van as met saffraangeel en karmozijnrood poeder. Sadhoes, met daarbij een krioelende mensenmassa in de smalle steegjes. Houtrook, wierook, komijn, koeienpoep, riool. Mijn sensorisch verwerkingssysteem maakt overuren. Godaulia, de oudste van de ‘oude centrums’.
Gelukkig heeft het guesthouse het perfect geregeld. We worden opgehaald op de hoofdstraat en door de smalle steegjes geleid. Zonder hem waren we nooit op de juiste plek gearriveerd. Écht nooit. En dan de kamer. Het voorwerk betaalt zich uit, we hebben echt de mooiste kamer van het prachtige oude huis. Het balkon kijkt uit op Mansarowar ghat, één van 80+ ghats. De Ganges recht voor onze neus en ook nog eens een zacht matras. Simpelweg perfectie.
Overdag doen we eigenlijk niets anders dan langs de Ganges te lopen. Van ghat naar ghat. Elke dag een stop op het mini terrasje bij Brew Beans Benares. Daar waar hippies, toeristen en af en toe een Sadhoe met wat centen zich verenigen en verdiepen in de stapel tweedehands boeken of zich simpelweg verwonderen over de taferelen in of nabij het heilige water. Af en toe een aanval van een verdwaalde tennisbal, cricket vergt blijkbaar veel oefening.

Pas na twee dagen ‘durven’ we de smalle steegjes in zonder volledig te verdwalen. Overal tempels en tempeltjes, elk huis is een winkeltje en de geuren en kleuren vermengen zich wonderbaarlijk. Het sensorisch verwerkingssysteem heeft zich blijkbaar aangepast. Behalve dan die claxons en brommers, die blijven gewoon enorm irritant. Geef mij maar de tempelbelletjes.
de ‘vibe’ van de Aarti
Einde dag besluiten we te blijven hangen bij de Dashashwamedh Ghat, daar waar Brahma tien (das) paarden (aswa) heeft geofferd (mesh). Hier wordt de meest uitgebreide aarthi ceremonie uitgevoerd. Elke avond om zeven uur, in de winter zes uur. We hebben een mooi plekje gevonden, bovenop op een oude houten tafel, midden tussen de massa. Het is ons inmiddels duidelijk dat tegen zonsondergang alle wegen naar de Dashashwamedh ghat leiden. Ongelofelijk hoeveel mensen er zijn, en dat dus iedere dag. Het is een avondritueel waarbij priesters vuurlichten aanbieden aan de rivier, vergezeld van gezangen en gebeden. Een spirituele ceremonie van aanbidding waarvoor mensen blijkbaar uren willen wachten. Op de andere avonden zien we dat er bij diverse andere ghats een gelijk ritueel plaatsvindt. Minder groots en vooral… minder druk. Na afloop is het een optocht van boten. In file komen ze voorbij, variërend van kleine roeibootjes tot helverlichte dubbeldeks. Maar het leukste vind ik de brandende lichtjes die op het water drijven, de Diya’s. Een bakje gevuld met ghee met een lontje en wat bloemetjes. Terwijl wij heerlijk op ons balkon genieten van een lassi drijven ze voorbij, beschenen door een mooie ronde volle maan.
de oorhangertrappen
Als je één wordt met de rivier die door de godin Ganga wordt beschermd, dan wacht de verlichting; moksha. Weg van het aardse leven. Volgens de legende stak Mati Sati, de godin van het huwelijk, zichzelf in brand. Wat haar tot die daad dreef vertelt internet me helaas niet, maar ik lees wel dat haar man Shiva haar brandende lichaam naar de witte toppen van de Himalaya bracht. Tijdens deze mooie en liefdevolle ‘evacuatie actie’ viel echter haar oorhanger uit haar oor en deze belandde precies daar waar we gisteren stonden. Op de versleten trappen van de Manikarnika Ghat. Manikarni is oorhanger in het Sanskriet, zie hier de logica. De oorhangertrappen dus. Daar waar nu, reeds duizenden jaren lang, lichamen verbrand worden zodat de as uitgestrooid kan worden in de rivier.

De heupen van de vrouw zijn het sterkste, bij de man is dit de borst. Soms worden deze delen uiteindelijk in de heilige rivier geworpen, wanneer het verbranden te lang duurt of de aangekochte hoeveelheid hout niet voldoende blijkt te zijn. Dit soort wetenswaardigheden worden ons continue en ongevraagd medegedeeld door de vele lokale gidsen, boot sjacheraars of door commissie gedreven heren voor de diverse souveniershops (of welke winkel dan ook).
Benares. Vooraf had ik er een idyllisch beeld van. Rituele baden, grote weegschalen die de hoeveelheid hout afwegen. Vuren op de oevers. Dat soort beelden… De realiteit is anders. Althans, bij deze oorhangertrappen. De hoofd ghat voor crematies – het heiligste der heiligen. Het is er allemaal wel, maar er is vooral drukte met héél veel mensen die iets van ons willen. Tussen de hospices en de crematie plaats worden we als overduidelijke niet-Indiër onmiddellijk gespot. Een wandelend target voor een potentieel exorbitant bedrag. Ik heb geen tijd om over oorhangers te dromen want voor we het echt door hebben staan we met onze neus in de rook en vlakbij een stuk of 10 brandende lichamen. Afhankelijk van de kaste is je laatste plek op het hoogste plateau, ergens aan de oever of ertussenin. Ook de houtsoort maakt verschil. Sandelhout, mangohout… verschillende geuren, verschillende prijzen. Bij het heilige vuur komt uiteraard de aap uit de mouw. Hoeveel hout willen we schenken. De prijs per kilo wordt flink opgeschroefd, de druk om een donatie eveneens. Zogenaamd gaat het naar het nabij gelegen hospice en betalen we voor iemands crematie. We zijn duidelijk synoniem voor vele kilo’s sandelhout. Het gaat er pittig aan toe, inclusief bedreigingen. Over en weer trouwens. En dat allemaal rondom Chita Jwala; het zo belangrijke, eeuwig brandende vuur. Ik breng karma en politie in de onderhandeling, dat lijkt wat te helpen. Triest dat het gebeurt. Het is een ritueel en tegelijkertijd een industrie, zo’n twee tot driehonderd crematies per dag. Ruim 90.000 kilo hout per dag wordt er verbrand zodat de ziel uit de cyclus van wedergeboorte kan worden bevrijd.
Kortom, veel houtrook en brak, vervuild rivierwater. Een overledene in oranje stof gewikkeld op een baar van bamboestokken, de blote voeten van de dragers stappen in de stro en koeienpoep. Ze staan in rijen te wachten. Ik zie twee rondcirkelende gieren in de lucht. Ook zij wachten, tussen de zwarte rookpluimen.
Bij de Harishchandra Ghat is het gelukkig minder hectisch, hier worden we met rust gelaten, niets geen gedoe. Zonen worden met een ouderwets kappersmes kaal geschraapt op de trappen van de naastgelegen ghats. Ook baarden worden snel en vakkundig verwijderd. Achterop het hoofd blijft echter een klein plukje haar bewaard. Zo laat hij zijn verantwoordelijkheid en band met de overledene niet volledig los en ondergaat hij het proces van rouw en afscheiding geleidelijk. In witte kleding, symbolisch voor de vergankelijkheid, steekt hij vervolgens het vuur aan. Direct na de crematie zien we hem achterwaarts water uit een (heilige?) urn over het verbrande lichaam gooien. Spirituele zuivering van het lichaam, alles om de overgang naar het hiernamaals te vergemakkelijken. Oeroude cultus.
Tegelijkertijd zien we verderop een jongen een schedel in een doek rollen en ermee weg snellen. Lijkt een stuk minder spiritueel.
Dit alles speelt zich af op de westelijke oever. De oostelijke oever is het tegenovergestelde van deze menselijke mierenhoop. Een soort verstild maanlandschap van gedroogd leem. Bijna een dode planeet. Amper huizen te zien, en zeker geen bomen (meer?). Overdag slechts wat groepjes mensen met kamelen en paarden aan de oever, daar waar de bootjes even aanmeren. De één maakt van de ander haast een illusie, onwerkelijk.
‘s Avonds denk ik aan de crematies en begrafenissen thuis in Nederland. Ik denk natuurlijk ook aan mijn vader. Nadat we afscheid hadden genomen – zoals dat heet – werd de kunstmatige beademing stopgezet en het witte ziekenhuisbed, met al z’n slangen en apparaten, werd direct weggereden. Ik zag hem pas weer terug in het crematorium, vlak voordat de kist dicht ging. De kist verdween direct uit het zicht, ook de as heb ik nooit teruggezien.
Hier staar ik naar de vlammen van de vuren, naar de dode lichamen. Ik zie de nabestaanden. Niemand lijkt zich te storen aan die twee vreemde westerlingen. Die toekeken hoe hun man, vrouw, zoon, dochter, moeder of vader gecremeerd wordt. Hier is het deel van de leven, van het openbare leven. Juist van de openbare leven, het wordt niet verstopt. En wat wij door ingehuurde mensen laten doen, doet men hier deels zelf.
In deze oudste stad ter wereld, met zoveel aanwezige doden, is het haast onmogelijk om niet even naar binnen te keren. Misschien is Varanasi wel de beste plaats om na te denken over wat menselijkheid is. The meaning of life, death… and beyond…

Het stikt er ook van de yoga scholen, althans, dat staat op de beschilderde muren. Ik kan me er weinig bij voorstellen en voel eerlijk gezegd geen enkele aandrang tot Pranayama in deze omgeving. Het is ook zo tegenstrijdig is met de drukte en chaos van de stad zelf. Riksja’s, scooters, koeien, transportkarren, voetgangers. Hemelsbreed zo dichtbij de ghats. De smalle steegjes, daar waar de zon nauwelijks doorkomt. Daar waar je verdwaald. Ik ben blij met ons balkonnetje, met de (relatieve) stilte. Zen zonder yoga dus.
Veel van wat ik me had voorgesteld bij Varanasi klopt. Zo gaat het hier reeds meer dan 3200 jaar. Zoals Mark Twain schreef: ‘Benares is ouder dan de geschiedenis, ouder dan de traditie, ouder dan de legende en ziet er twee keer zo oud uit als de geschiedenis, traditie en legende samen.’ Het is de oudste nog bewoonde stad ter wereld.

Terwijl ik dit schrijf schommelt een modderige koe met een dikke buik beneden op de ghat voorbij. Ik roer nog maar eens in de dikke lassi en hoop dat ze de gewenste hygiëne in acht hebben genomen. De lakens zijn in ieder geval zongedroogd. So far so good (mede omdat die met de bloedvlek is niet van ons is…)

Morgen gaan we weer verder. Treinkaartjes zijn vandaag geregeld. We blijven nog even bij het heilige water. Sterker nog, we gaan naar de Sangam, zo’n 130 km westwaarts. Het punt waar van de drie heilige rivieren samenkomen. Daar waar over een maand de Kumbh Mela zal plaatsvinden. Gebeurt eens in de 12 jaar en er worden 40 miljoen pelgrims verwacht die dan allemaal op of mijn verjaardag een heilige dip nemen. Dit is weer zoiets waar we een paar weken terug nog nooit van gehoord hadden, ook al is het een van de grootste religieuze evenementen ter wereld. Snel verder lezen in het boek van Ilija Trojanow. Hij was er bij en schrijft erover.
