surrealistische start in le bardo – tunis

Na een korte vlucht vanuit Rome landen we in Tunesië. Eerlijk is eerlijk, ik had weinig energie voor gedoe met lange rijen, maar wonderen zijn de wereld nog niet uit. De paspoortcontrole is gepiept voor we er erg in hebben en onze bagage draait al vrolijk rondjes op de band. Zelfs de taxi-gekte blijft ons bespaard; net buiten de parkeerplaats staan de wat goedkopere (en gebutste) gele petit taxi’s en middels de zojuist gepinde Dinars arriveren we vlot bij onze airbnb in de wijk Le Bardo (Al-Bārdu). Sihem, de eigenaresse, staat ons reeds buiten op te wachten. Het is een wat surrealistisch beeld. Ze staat namelijk onder eeuwenoude Romeinse bogen terwijl direct daarachter het felgekleurde logo van een Shell-tankstation pronkt.

Het appartement blijkt pure luxe te zijn; sfeervol, ruim en als klap op de vuurpijl een ruim dakterras. En dus uitzicht op een deel van het Aquaduct van Zaghouan. De Romeinen bouwden dit gevaarte in de tweede eeuw om meer dan 30 miljoen liter water per dag over maar liefst 132 kilometer naar Carthago te loodsen. Het was een van de langste aquaducten van het Romeinse Rijk. Nu staan de restanten midden in een woonwijk en tank je direct ernaast je auto vol, met uitzicht op 1900 jaar geschiedenis.
Of je geniet dus van je koffie terwijl je speurt naar tekens van de middeleeuwse restauraties bovenop die Romeinse basis, om vervolgens toch maar eens te lezen hoe het precies zat met die Romeinen, Vandalen, Byzantijnen en Arabieren.

Aan de achterzijde van het appartement een hele andere wereld. De straatjes richting Avenue Habib Bourguiba (en er blijken, om de oriëntatie eenvoudig te houden, meerdere Av Habib Bourguiba’s te bestaan..) staan aan weerszijden vol met marktkramen met stapels 2e hands kleding en her en der wat huishoudelijke spullen ertussendoor. Hetgeen handig is want vooralsnog niets geen zwoele Afrikaanse warmte, het is hier veel kouder dan verwacht en mijn zorgvuldig samengestelde setjes zomerkleding zijn daar duidelijk niet op berekend.
De eerste missie is dus helder: een ‘overlevingspakket’ scoren, en we duiken de lokale chaos in. Tussen de torenhoge stapels textiel vis ik een spijkerbroek en een hoodie. Niet fashionable, wel comfortable. En passant scoren we heerlijke dadels en – ook noodzakelijk – twee paraplu’s. Ondertussen proberen we het omrekenen van de Tunesische dinar richting Euro onder de knie te krijgen; de munten blijven voorlopig nog een raadsel. Ik hou ze in m’n hand en ze pikken er de juiste uit. Werk prima, al verloopt de communicatie zeker nog niet vloeiend. Frans, Arabisch met soms een beetje Engels. Hoe meer Engels, hoe beter het gaat 🙂

waar de stad tweemaal werd geboren

Natuurlijk besteden we hier in Tunis een dag aan de oudheid: Carthago. Veel is er niet meer van over, maar de plek ademt volop historie. Zie ook mijn vorige blog. De 3e Punische oorlog eindigde na drie jaar strijden met de totale vernietiging van Carthago. In 146 v.Chr. braken ze definitief door de stadsmuren. De boel werd platgebrand en de overlevenden werden als slaaf verkocht. De stad werd letterlijk met de grond gelijkgemaakt. De Romeinen egaliseerden de ruïnes, gooiden er een laag grond en puin overheen en zijn toen opnieuw begonnen.

We starten dan ook op de heuvel Byrsa, waar je die lagen letterlijk ziet, en dalen langzaam af naar de kust. Het vergt wat verbeeldingskracht, maar als je hier staat, voel je toch wel de grootsheid van wat ooit was.

Want eigenlijk kijken we op deze plek dus niet alleen uit over de resten van één grote stad, maar van twee. De nieuwe stad groeide uiteindelijk uit tot de op één na belangrijkste stad van het hele Romeinse Rijk, compleet met gigantische badhuizen, een amfitheater en het eerder genoemde 132 kilometer lange aquaduct. Alleen Rome zelf was groter. Op deze plek begon de geschiedenis niet één keer, maar twee keer opnieuw.

Qallaline-tegels en de ‘reddingsbrigade’

Via de oude lagen van Carthago dalen we af naar het hedendaagse leven; de kronkelende straatjes van de Medina, waar heden en geschiedenis elkaar lijken te omarmen.

We starten aan de noordzijde, in Dar Lasram, een gigantisch 18e-eeuws herenhuis. En dat ‘gigantisch’ mag je letterlijk nemen: de oorspronkelijke eigenaar, meneer Lasram, kocht de huizen van al zijn buren op en sloopte ze, puur om zijn eigen paleis groot genoeg te krijgen.

Dit gebouw is nu het hoofdkwartier van de organisatie die de Medina probeert te redden van verval. De Association de Sauvegarde de la Médina. Het wordt mede in stand gehouden door projectgelden van de Europese Unie. Het is eigenlijk nogal een paradox: het gebouw dat ooit symbool stond voor decadente rijkdom, wordt nu met Europees geld gebruikt om de rest van de medina overeind te houden. Overigens zijn (volgens zeggen!) de kantoren nog gewoon in gebruik, dus de ‘reddingsbrigade’ zit letterlijk midden in hun eigen pronkstuk. Als we echter her en der naar binnen gluren lijkt het lang geleden dat er iemand is geweest. Heel lang geleden. We zien eenzame ordners in doorgebogen kasten en tafels vol met papieren, alles grijs en stoffig met spinnenwebben die inmiddels hun eigen verenigingsstructuur hebben opgezet.

In andere delen van het paleis prachtige mozaïeken, de ene kamer nog mooier dan de ander. Deels gemaakt met nog originele Qallaline-tegels; restanten van een oud Tunesisch ambacht waarvan de techniek grotendeels verloren is gegaan. We lopen hier dus letterlijk door een vrijwel uitgestorven kunstvorm en zijn, triest genoeg, zo’n beetje de enige bezoekers.

Via nog weer een ander voormalig paleis komen we langzaam in de drukte, de smalle steegjes en de souk vol winkeltjes met goud, zilver en etenswaren. Natuurlijk ontkomen we hier niet aan de klassieke ‘Medina-truc’. Voor we het weten worden we door een verkoper meegetroond naar een dakterras nabij. En eerlijk is eerlijk: het uitzicht op de Zaytuna moskee en de stad is best mooi. Zelfs hier amper toeristen; de weinigen die er zijn, staan net als wij op de daken een beetje ongemakkelijk om zich heen te kijken. Wetende dat er straks een discussie komt over een ‘gepaste fooi’.

Het mooiste moment vond ik einde dag, wanneer de mini winkeltjes de deuren sluiten en de verkopers nog wat napraten voordat de moskee roept. Vanuit de minaret klinkt de stem van de muezzin die de stad uitnodigt tot gebed. Tijd voor ons om een restaurantje te zoeken, want laat eten is hier niet de norm.

patriarch Slah Smoali en zijn zonen
We kiezen voor vis en wijn bij Chez Slah. Wat begon met marktkraampjes en mobiele (strand)restaurantjes, evolueerde halverwege jaren vijftig tot dit huiskamer restaurant.

Net buiten de poorten van de Medina (lees: daar waar alcohol geschonken mag worden) vinden we een blauwe deur in een smal straatje: Chez Slah. Vooral niet te verwarren met de grotere en luxere broer Dar Slah. Hier een uitgebreide kaart vol vis, een beduidend minder uitgebreide ‘echte keuze’ (désolé, indisponible aujourd’hui), maar we krijgen een heerlijke dorade mét dus een glas wijn. Het eerste, vooralsnog enige, maar hopelijk niet het laatste glas wijn hier in Tunesië. Het moet hier namelijk – verrassend genoeg voor een overwegend islamitisch land – een goed wijnland zijn. Het is zelfs een van de oudste wijngebieden ter wereld; de landbouwkundige Mago(n) uit het oude Carthago schreef al handboeken over wijnbouw die door de Romeinen als de “bijbel van de wijn” werden gezien. Het is duidelijk, alle wegen leiden deze vakantie richting Carthago en Rome.

Behalve wellicht die van de thee, simpelweg omdat thee toen nog niet bestond. Wel hebben ze hier iets waar Mago ongetwijfeld ook over schreef: amandelen en pijnboompitten. Hannibal dronk dan wel geen thee, maar deze noten waren in zijn tijd geliefd krachtvoer voor energie. De thee is dus nieuw, maar de knapperige vulling is oeroud Carthaags erfgoed. En die combinatie vind je soms terug op de menukaart. Thé à la menthe aux pignons.


en de duurste thee van Tunesië
… die drink je natuurlijk in Sidi Bou Saïd. Voor het vervoer ernaartoe vertrouwen we op de TGM, een soort lightrail die zijn beste tijd gehad heeft. En dat is zacht uitgedrukt, rammelend en piepend brengt hij ons echter naar het blauw-witte dorpje op de klif. We ploffen neer op hét terras voor het befaamde uitzicht. Bij Café des Délices. We bestellen, geheel conform verwachting, twee theetjes met drijvende nootjes en rekenen vervolgens een exorbitant bedrag af. We lachen er maar om; je betaalt hier niet voor de thee, maar je huur voor de locatie.

mozaïeken en een gitzwarte rand

Omdat we in Le Bardo logeren, historisch gezien de chique wijk waar de Ottomaanse Beys hun paleizen bouwden, kunnen we lopend naar het beroemde Bardo Museum. Dit museum is gehuisvest in zo’n oud 19e-eeuws paleis en bezit een van de grootste collecties Romeinse mozaïeken ter wereld; vloeren vol mythologische helden en jachttaferelen, steentje voor steentje gelegd. En uiteindelijk natuurlijk verplaatst richting dit museum, ook geen sinecure.

Maar wat misschien nog meer indruk maakt dan de kunst, is de haast beklemmende stilte in de zalen. Ook hier zijn het aantal bezoekers op één hand te tellen. Een suppoost, die zich zichtbaar staat te vervelen, wenkt ons en laat ons stiekem de afgesloten Althiburos zaal zien. De zaal met een tribune waar het harem mocht genieten van muziekuitvoeringen. Wel moesten de muzikanten dan geblinddoekt zijn zodat de (ongesluierende?) dames onzichtbaar bleven. De suppoost vertelt het met overgave, daarna worden we er snel weer uitgesmokkeld. Deur dicht en weer in het gelid. Natuurlijk een heel attent gebaar, maar het feit dat het kan benadrukt ook het gebrek aan bezoekers.

Dit heeft helaas een gitzwarte reden. In maart 2015 vond hier een terroristische aanslag plaats waarbij 22 mensen, merendeel toeristen, om het leven kwamen. Er staat een groot gedenkteken bij de entree en volgens zeggen zitten er nog kogelgaten in de muren. IS eiste de verantwoordelijkheid op en het toerisme was in één klap lamgelegd.

Het is een pijnlijk litteken in het land waar de Arabische Lente ooit begon. Even voor de context: het was hier in Tunesië, in 2010, dat de straatverkoper Mohamed Bouazizi zichzelf in brand stak. Die wanhoopsdaad ontketende de Jasmijnrevolutie en zette vervolgens de hele Arabische wereld in vuur en vlam.

Het bracht toen hoop, maar als we nu zo om ons heen kijken, lijkt de (echte) democratie ver te zoeken. Het optimisme van de revolutie heeft, vooral onder jongeren, plaatsgemaakt voor een desillusie. Het land worstelt en de zwaarbevochten vrijheid is langzaam aan het verdampen. Ik weet het, het klinkt nogal somber, zeker voor een land zo vol historie. En ja, natuurlijk is dit slechts een eerste indruk en zijn we, als buitenstaander, gekleurd door wat we weten en vooral wat we niet weten. Ik kom hier zeker nog op terug, benieuwd hoe we er over een paar weken tegenaan kijken.

Silem, onze gastvrouw, zorgt er in ieder geval voor dat het ons aan niets ontbreekt. Ze blijkt meerdere appartementen in de verhuur te hebben en is daarnaast nog rechten docent op de universiteit. Als ik haar complimenteer over de mooie handdoeken, komt ze even later terug met een exemplaar als cadeau. Zomaar. Omdat ik het mooi vond. Het is dat typische, onverwachte Tunesische gebaar, de gastvrijheid wat ons nieuwsgierig maakt naar meer. We hebben voor morgen een huurauto geregeld, we hebben warme kleding. We hebben dinars in de portemonnee en we hebben Google om de weg te wijzen. Klaar voor de noordkust. Klaar voor ruige kliffen, rustige baaien en brede zandstranden. Voor olijfgaarden en dennenbossen, voor vissersdorpjes en havenstadjes.

Een gedachte over “surrealistische start in le bardo – tunis

Plaats een reactie