het dak van Afrika

Het regent in Tunis. En niet zo’n beetje ook. In de stromende regen proberen we een petit jaune taxi te ritselen naar het autoverhuurbedrijf. Het is even zoeken, maar uiteindelijk staan we in een klein kantoortje waar een dame, omringd door drie katten, inderdaad mijn naam op een beduimeld papiertje heeft staan. “Willen jullie een upgrade?”
Dat laten we ons uiteraard geen twee keer zeggen: Oui, s’il vous plaît.


Het duurt even, want de ‘upgrade’ moet nog snel worden gereinigd. Ergens voelt het alsof er slechts één optie is, we zien verder namelijk geen andere auto’s die voor huurauto zouden kunnen doorgaan. Als de auto uiteindelijk voorrijdt, snappen we waarom we even geduld moesten hebben. De term ‘nieuwe klasse’ mag met een korreltje zout genomen worden. Er zitten al de nodige putten en krassen op en Joris maakt, heel verstandig, eerst een video rondom de auto, ook al zien we weinig in de stromende regen. Het is duidelijk, deze wagen heeft al een heel leven achter de rug en daarmee valt hij in ieder geval niet op in het verkeer. We ondertekenen de papieren en weg zijn we, al is de tank zo leeg dat het voelt alsof we op de dampen de straat uitrijden, rechtstreeks richting de eerste de beste pomp sans plomb.

We dopen haar ‘Suzi’ en vol goede moed koersen we richting het noorden. Eerste bestemming: Bizerte.

ouder dan carthago en thuishaven van de tsaar

Bizerte is niet zomaar een kustplaatsje, het is – bij mijn weten – de oudste stad van Tunesië en daarmee dus ouder dan Carthago!Door het enorme binnenmeer was dit eeuwenlang de perfecte marinehaven voor Feniciërs, Romeinen, piraten en uiteindelijk de Fransen. Die laatsten wilden de stad ook na de onafhankelijkheid niet opgeven, wat in 1961 leidde tot een nogal bloedige strijd die hier nog altijd herdacht wordt op 15 oktober: de dag van de evacuatie. Er blijkt zelfs nog een Russisch tintje te zijn: in 1920 strandde hier de complete vloot van de Tsaar, gevlucht voor de communisten. Zo’n 30 oorlogsschepen en 6.000 Russische vluchtelingen. Dit kennis feitje zorgt natuurlijk weer voor een leestip: “La Dernière Escale” van Anastasia Manstein-Chirinsky. Zij was de laatste overlevende van deze groep en woonde tot haar dood in 2009 in Bizerte.

Een stad met een roerig verleden en dus een stad die niemand wilde opgeven. Dat lijkt een bezoek waard.


het doolhof van de medina
Onze slaapplek, geboekt via Airbnb, ligt midden in de Medina. Iedereen die wel eens in een Medina is geweest, weet: dat betekent veelal een mooi oud huis, maar gelegen in een labyrint van straatjes waar zelfs Google Maps de weg volledig kwijt raakt. De belofte bij boeking was positief: “Parkeren kan op 3 minuten lopen voor €1,50 per dag.” De realiteit is iets weerbarstiger. Na wat heen en weer ge-app blijkt dat we de auto overdag op plek A moeten zetten en ’s avonds moeten verplaatsen naar plek B. Een hoop gedoe, maar voor nu zijn we de auto kwijt en we worden opgehaald door de 73-jarige vader van het gezin. Een ontzettend vriendelijke man die ons door de wirwar van steegjes leidt. Maar als hij de deur van onze kamer op de eerste verdieping opent, zakt de moed Joris toch een beetje in de schoenen. De kamer is 3 bij 4 meter, en dat is positief geschat. Het heeft een ‘hoog backpacker-gehalte’, aldus Joris. Ze hebben echt wel hun best gedaan om het gezellig te maken, maar praktisch is anders. Een stopcontact is onvindbaar en er hangt aan de muur een te grote televisie in de te kleine kamer. Om de douche te bereiken moet je een soort limbodans onder die tv door maken om te voorkomen dat je ofwel je hoofd stoot, ofwel over het bed valt ofwel de televisie van die steun aftikt.
De douche zelf ziet eruit alsof een warme straal hier een utopie is. Kortom, we laten de boel de boel en vluchten naar buiten, richting de oude haven.


de Lablabi-doop (dip)
En wat doe je als het even tegenzit? Eten. We strijken neer bij een eenvoudig tentje voor het nationale street-food gerecht van Tunesië: Lablabi.
Overal zie je de omgekeerde kommen klaar staan en het grappige is dat je eerst zelf aan de slag moet.
Je krijgt een lege kom en een half stokbrood. De bedoeling is dat je het brood zelf in kleine stukjes scheurt en in de kom doet. Pas als je daarmee klaar bent, neemt de bediening je kom weer mee.
Even later krijg je een tot aan de rand gevulde kom retour. De kok vult de kom met een dampende schep kikkererwten bouillon, een rauw ei, tonijn, kappertjes, een flinke lepel harissa, wat komijn, zout en citroen en tot slot een scheut olijfolie. Alles wordt door elkaar gehusseld tot een soort stevige brij. Het ziet er zeker niet uit als haute cuisine, maar is lekker en zeer voedzaam. De twee mannen die de boel runnen zijn zo ontzettend aardig dat zelfs als ik het niet lekker zou vinden, ik alsnog m’n kom leeg zou eten.


We slenteren nog wat rond tussen de haven en de oude en nieuwe stad, en we concluderen dat Bizerte zo slecht nog niet is. Al vinden we onze Duitse reisgids wel erg positief. De oude haven, direct naast de oude muur van de kasbah, werd met zijn pastelkleurige huisjes omschreven als het ‘Venetië van Afrika’. Nu hebben we best wat fantasie, maar die vergelijking zien we toch niet helemaal. Helemaal niet zelfs..

De goede stemming slaat echter om tijdens ‘de grote parkeerwissel’.
Eenmaal op de parkeerplaats waar de ‘nachtwaker’ zou moeten zijn, lijken we niet te mogen parkeren. We bellen weer met ons Maison d’Hôtes. Gedoe. Weer ergens anders parkeren. Joris, die al niet blij was met de backpackers-kamer, is er nu echt klaar mee.
“We blijven hier geen twee nachten,” besluiten ‘we’.
De volgende ochtend betalen we netjes, krijgen uiteraard geen geld terug voor de tweede nacht, maar dat nemen we voor lief. Wij gaan gewoon weer op pad en boeken een extra nacht op de volgende bestemming.


het noordelijkste puntje van Afrika
Onderweg naar Tabarka rijden we, op mijn verzoek, een stukje om richting het dak van Afrika: Cap Angela.
De weg ernaartoe blijkt een avontuur op zich te zijn. Het asfalt wordt afgewisseld met een soort ‘gravel’, en op de verharde stukken zitten gaten die een serieuze aanslag op de schokdempers van Suzi vormen. Google stuurt ons via een onlogische, maar mooie route. Olijfbomen, paardenwagens, ezels, overstekende schapen en uiteindelijk een pad dat zo slecht wordt dat we Suzi laten staan en het laatste stuk gaan lopen.


En dan sta je daar. Een prachtig, verlaten duinlandschap met een vuurtoren en een monument. Dit is officieel het noordelijkste puntje van het Afrikaanse continent.
Zo’n 25 jaar geleden stond ik op het meest zuidelijkste puntje van Afrika, Kaap Agulhas. In vogelvlucht is dat hier zo’n 8.000 kilometer vandaan. Tussen waar ik nu sta en waar ik toen stond, ligt een heel continent en voor mij bijna een half leven vol verhalen.

Het is er stil, op een eenzame visser na die op precies dat uiterste puntje de beste vis denkt te vangen. Dan horen we een motor naderen. Het blijkt Olaf, een Vlaming. Hij is op de motor door Tunesië aan het reizen om de Europese winter te ontvluchten. In de avond wil hij de ferry naar Palermo pakken om via Griekenland verder te toeren. Wat een leven!


in het donkernabij de algerijnse grens
De rit naar onze volgende bestemming, Tabarka, duurt nog zo’n 3,5 uur en we redden het net niet voor het donker. En dat was nou net de enige regel die we hadden: niet in het donker rijden.
Tevens zitten we vlakbij de grens met Algerije, ook zoiets wat we eigenlijk zouden moeten vermijden. We worden echter slechts één keer aangehouden door de politie, en mogen direct doorrijden. Ongetwijfeld omdat Joris direct zei dat we uit Nederland komen 😉.


thuis bij de moeder van Oussama
In Tabarka hebben we weer een eigen plekje. Suzi moet flink klimmen, want dat plekje blijkt bovenaan in het stadje te zijn. Onze host Oussama horen we alleen via de Airbnb-app, maar op locatie worden we opgewacht door zijn moeder. Zij runt de boel hier met zichtbaar veel toewijding.


En wat een verademing na de schoenendoos in Bizerte. We hebben een ruim appartement met balkon en uitzicht over de baai en het oude Genuese fort. Dat eilandje voor de kust werd ooit als ‘cadeautje’ aan een Italiaanse familie gegeven voor het vangen van een piraat, waarna ze er eeuwenlang bleven hangen om het ‘rode goud’ (koraal) op te duiken.

’s Morgens staat moeders in haar ochtendjas voor de deur met versgebakken platbrood en toont ze even later trots haar menagerie: schildpadden, katten en een vrolijk rondspringende puppie. Vader ontmoeten we één keer, terwijl hij even buiten zit, in z’n pyjama bij de fontein. Ik geloof dat er weinig zou gebeuren als zijn vrouw er niet zou zijn.

Beneden aan de haven vinden we een heerlijk terrasje. Geen hip gedoe, gewoon plastic stoeltjes, vissersboten die hun beste tijd gehad hebben, zon en goede koffie. De rust wordt hier alleen op gezette tijden op een nogal onwerkelijke manier verstoord. Tussen de authentieke sloepjes door varen gigantische houten ‘piratenschepen’ met namen als Hannibal 1 en Hannibal 2 de haven in en uit, compleet met schallende muziek en het dek vol toeristen. Het is een bizar gezicht: aan de overkant dat fort waar ooit écht gevochten werd, en dan voor onze neus een varend pretpark. Het haalt ons even uit de bubbel, maar eerlijk is eerlijk: het is ook wel weer grappig om dat contrast zo aan je voorbij te zien trekken.

Verder lijkt het dorpse “ons kent ons” gevoel hier te overheersen. Dat blijkt ook wel als we op een kruispunt volledig klem komen te staan. Een busje, de Nationale Garde, Suzi en nog wat voertuigen staan met de neuzen tegen elkaar. Niemand kan voor- of achteruit en door de hoge stoepranden en gaten in de weg is er nul uitwijkruimte. In Nederland zou er nu een claxonconcert losbarsten vergezeld van de nodige handgebaren. Laat staan in India… Hier? Kalmte. Iedereen wacht geduldig, er wordt wat gemanoeuvreerd en in gezamenlijkheid lossen we de puzzel op.
Misschien dat de Grote L van location op onze achterruit ons wat clementie geeft? Gezien onze manoeuvres in die smalle straatjes zou dat best passend zijn. Laten we maar hopen dat die L niet enkel Location (verhuur) aangeeft, maar ook een beetje Luck brengt voor de rest van de rit.

We vervolgen onze weg langs de mooie ruige kustlijn met puntige rotsen die als naalden uit zee steken (de Aiguilles). Een laatste blik op de zee, en dan duiken we het binnenland in, op weg naar Nebeur, de bergen in.

Een gedachte over “het dak van Afrika

Geef een reactie op michelvanderveen04 Reactie annuleren