
Van mijn eerdere en eerste bezoek aan het hooggelegen Koyasan herinner ik me vooral twee dingen. De avondwandeling over de begraafplaats richting het mausoleum van Kūkai, de grondlegger van het (esoterische) Shingon-boeddhisme.
Ik was alleen en er was iets magisch. Beetje spookachtig ook, in het donker en omringd door ruim 200.000 graven. Hoge ruisende bomen, her en der lichtjes en met mij een paar pelgrims die mij als niet pelgrim volledig negeerden. Zie ook mijn eerdere blog.
Het andere wat direct in me opkomt is het eten. Ofwel, shojin ryori. Japanse boeddhistische kookkunst met de zijdezachte sesam tofu. Daarna nooit meer gevonden.
Kortom, dat wilde ik graag met z’n tweeën nog eens meemaken. Al is het natuurlijk een risico, Joris meenemen naar een klooster. Als er iemand recalcitrant wordt van opgelegde regels dan is hij het wel. En ja, de monnik met de schone taak om alles volgens plan te laten verlopen lijkt bij ons vertrek wat van slag. Nu was hij sowieso niet de ‘most welcoming host’, iets wat hier echt een uitzondering is. Wie weet is er gedoe in de kloosterorde, ze zijn tenslotte maar met z’n vijven en in elk team is er wel wat zou je kunnen zeggen. Hij lijkt echter nog niet goed op weg naar enlightenment.
Als eerste is Joris echter licht van slag. Bij aankomst staan er twee paar sloffen klaar, beiden met de naam Rogier erop. Identiteitscrisis. Vervolgens is er in de kamer geen stoel te vinden, zelfs geen pootloze tatami stoel. Comfortcrisis. Ook liggen de blauw witte yukata’s klaar; de informele, katoenen zomerkimono’s. Keurig opgevouwen zodat we ze na het stoombad direct kunnen aantrekken. Exact dezelfde die ik een aantal jaar geleden heb meegenomen. Leek me zo leuk om thuis te dragen. Hij heeft sindsdien keurig opgevouwen in de kast gelegen. Netjes opgeruimd a la de KonMari methode, maar blijkbaar te weinig sparks of joy.
Bij het baden is er strikte scheiding tussen man en vrouw – gezelligheidscrisis – en om het toilet te bezoeken moeten we de ijskoude kloostergang door. We zien elke keer ademwolkjes als bewijs. Comfortcrisis nr 2. Dan is zo’n verwarmde toiletbril opeens toch geen slecht idee. Gelukkig krijgen we ook een wollen kimono om over de yukata te dragen. Eerst rechts over linkerheup en dan links over rechterheup. Ik twijfel altijd. Andersom zorgt voor verwarring want dat is hoe Japanners traditioneel de doden aankleden en tot die categorie wil je toch nog niet behoren.

Als Joris even later iets wil pakken van de kamer roep ik nog na ‘de 4e kamer’, want nummers ontbreken. Bij terugkomst blijkt dat hij – inderdaad – de verkeerde kamer is ingelopen. Hij was al zo verbaasd dat ze de futon reeds hadden uitgerold en miste onze bagage. Om het comfort te verhogen had hij al wel de petroleumkachel aangezet. Toen hij doorhad dat het mogelijk toch de verkeerde kamer was lukte het echter niet meer om de kachel uit te krijgen. De sporen konden niet meer gewist worden. Een nieuwe gast zal dus verbaasd zijn geweest bij terugkomst op haar kamer.
De volgende ochtend sta ik vroeg op voor de ochtend meditatie. Joris besluit te blijven liggen. Doordat hij echter vergeten was z’n sloffen aan de buitenzijde van de deur te laten stapt er om 7 uur een monnik de kamer binnen met de intentie onze slaapkamer weer tot zitkamer te transformeren. Zitkamer zonder stoel dus. De arme jongen schrikt zich rot als Joris daar nog prinsheerlijk en grotendeels ontkleed ligt te slapen. Natuurlijk is er normaal gesproken geen toerist die de ochtendceremonie overslaat. Het ritme van het klooster raakt duidelijk verstoord. Als er ook nog openlijk sake op onze kamer te vinden is staan we definitief op de zwarte lijst.

Na het vroege ontbijt is er ook nog een vuurceremonie. Acht december is een speciale dag, namelijk Bodhi Day. Men herdenkt de verlichting van Siddhartha Gautama, dit gebeurde zo’n 2.600 jaar geleden toen hij onder de Bodhi boom aan het mediteren was. Later dus bekend als Gautama Boeddha, de grondlegger van het boeddhisme. Terwijl ik de rituelen nauwlettend volg en het een en ander probeer te begrijpen over het Shingon Boeddhisme geeft Joris aan in de bibliotheek wat te gaan lezen. Later hoor ik dat hij het kantoortje van de monniken per abuis als bibliotheek had betiteld en aangezien het daar warm was vond hij het wel een prima plek. De monnik – nog steeds dezelfde – gedoogt hem, maar het gaat niet van harte. Tenslotte zit hij op in zijn kantoor terwijl de arme jongen aan het werk moet. Er komen mensen afrekenen en Joris zit er nog steeds. Hoe ver kun je gaan voordat ze je vriendelijk verzoeken weg te gaan? Ver dus, dat blijkt. Valt mee dat hij geen koffie had besteld… Dit laatste is er ook helemaal niet en dus trekken we de dikke jassen aan en gaan voor de koffie bij Bon On Shya Cafe om vervolgens voor de 2e keer het pad langs de immense begraafplaats te bewandelen. We hebben geluk want de zon komt door. Ik vind het nog net zo bijzonder als zes jaar terug.

‘s Avonds gaan we nog een keer, met het zachte licht van de lampionnen als gids. Tussendoor wederom de heerlijke sesam tofu, ik herken de smaak van zes jaar terug. Gelukkig wordt de viering van Bodhi day niet één op één doorgezet anders was het feestmaal rijst met melk geweest.


De tweede ochtend ben ook ik bekeerd tot de familie van de dissidenten. Niets geen ochtendceremonie en ‘uitslapen’ tot 7.15 uur. De elektrische deken staat op de hoogste stand en samen met het kacheltje is het veel te behaaglijk. Onder de dekens dan, daarbuiten een stuk minder. Stipt 7.30 uur wordt er zachtjes op de deur geklopt. Ontbijt is geserveerd en we worden door twee mensen naar onze privé eetkamer begeleid. Voelt alsof ze willen voorkomen dat we nog verder uit het gareel stappen. Maar geen nood want we verruilen vandaag de bergen voor de zee en checken braaf uit na het betalen van onze schulden.
Met m’n amulet op zak starten we aan een haast onmogelijk reisschema. Hopelijk helpt het heilige houtje. Eigenlijk willen we slechts zo’n kleine 300 km overbruggen, maar om dat te doen zijn er nogal wat connecties te gaan. Als er echter een land is waar dit te doen is en op de minuut te plannen is dan is het wel Japan. We vertrekken dus vol goede moed, versterkt door een laatste latte van Takeshi. Geserveerd in weer een prachtig stukje aardewerk kunst. Hun servies is uniek en gemaakt door ene Yoshinori Mitsuboshi. Een lokale vakman die de aarde van de heilige berg vormgeeft en bakt. Het is dat we al veel te veel bagage hebben, anders waren er wel wat kopjes meegegaan naar de bakkerij.


Recht tegenover de koffieshop is het bushalte. Stap 1 van de reis. Eigenlijk bizar dat je dus op de minuut een reisplan kan maken vanaf de bank in R’dam voor een willekeurige dag hier in Japan. In dit geval was het hogere wiskunde, zelfs Google geeft er de brui aan: bus, kabelbaan, lokale trein, express trein, metro, Shinkansen, bus en ferry. Vertrek 1e bus 9.52 uur, aankomst ferry 15.50 uur. Voor de laatste etappe moesten we wel een sprintje trekken maar die was snel vergeten toen we even later op het dek in het zonnetje op het water uitkijken.
Miyanoura, here we come. Van de eeuwenoude tempels en kloosters naar de moderne kunst en architectuur van Naoshima en Teshima.

Geweldig verhaal x
LikeLike