a peaceful retreat – ook zonder zweverige inslag aan te raden

Wooden temples hidden among the trees, mist-covered mountains, smooth-headed monks in colorful robes — all Buddhist film archetypes are alive on Mt. Koya. A deeply sacred place, central to the Shingon sect of Buddhism.

Na het lezen van bovenstaande ben ik natuurlijk al direct om en boek ik een plekje in een van de vele kloosters. De meesten bieden overnachtingsmogelijkheden voor pelgrims en toeristen dus dat moet niet al te ingewikkeld zijn. Japanese guesthouses bemiddelt als tussenpersoon voor deze shukubo’s en ze hebben inderdaad een optie in een groot oud klooster, aan de rand van het plaatsje Wel blijkt – na boeking en betaling – dat een typhoon een deel van het spoor ernaartoe heeft vernield, maar vervangende bus zou er moeten zijn.

En dat was ook zo, via 3 treinen en een bus kom je vanzelf aan in dit heilige dorpje, geïsoleerd gelegen bovenop de berg. Vandaag de dag dus iets minder geïsoleerd dan mogelijk ooit de bedoeling was, het is tenslotte de bakermat van het Shingon-boeddhisme en een plaats waar monniken in rust kunnen trainen en bidden, zonder allerhande wereldse afleidingen. Dit laatste lukt denk ik steeds wat minder, er is namelijk zelfs een prima WiFi verbinding.

‘Mijn’ klooster, Shojoshin-in, ligt direct naast de busstop met de onuitspreekbare naam Ichinohashiguchi en aan de rand van het dorp, lekker rustig dus. Maar belangrijker, nabij het pad richting Okunoin.

Ik had me niet bepaald voorbereid of ingelezen maar onderweg in de bus (just-in-time management heet dat geloof ik) las ik dat het een haast magisch en mysterieus pad moet zijn, met aan weerszijden oude graven en monumenten, leidend naar het mausoleum van Kobo Daishi, de grondlegger van Koyasan en van het geloof. Hij trok als priester naar China en koos daarna Koyasan om zijn school te gaan bouwen. We kunnen dus wel zeggen, het allerheiligste. Nu is het maar de vraag of deze goede man daadwerkelijk in z’n mausoleum ligt want volgelingen zijn overtuigd dat hij al honderden jaren zit te mediteren in z’n tombe, in afwachting van de toekomstige boeddha zodat hij de vertaling kan overbrengen. Wie zal het zeggen.

Inmiddels kan ik zeggen dat het absolute Koyasan hoogtepunt inderdaad echt wel de wandelingen over die enorme begraafplaats was. De grootste van Japan en midden in het bos. Gigantische cederbomen met daartussen eeuwenoude tombes en beelden, vaak met mos overgroeid en geflankeerd door honderden altaartjes. Mysterieus, vooral in het donker. Het pad wordt dan mooi verlicht al vond ik het in het begin wel een beetje creepy om daar ‘s avonds zo alleen te lopen. Ik bedoel, in een bos, over een begraafplaats, in het donker…

Maar, ik wist, er zou licht zijn aan het einde want daar het mausoleum met daarvoor the Hall of Lamps, verlicht door meer dan 10.000 lantaarns. Uiteraard afgesloten ivm het tijdstip maar heel mooi in het maanlicht en alle lantaarns rondom het gebouw. Echt een sprookje en ik begrijp nu waarom men het woord magisch gebruikt bij de omschrijving.

Behalve een paar pelgrims geen teken van leven, wel enorme hoeveelheden geofferd eten dus mocht Kobo inderdaad nog aan het mediteren zijn, dan hoeft hij in ieder geval geen honger te lijden.

Het magische werd op de terugweg helaas enigszins verstoord door een flinke groep toeristen, gelukkig pas aan het einde (voor hun het begin), blijkbaar kon je dit dus ook georganiseerd doen. Wel jammer, voelde me opeens wat minder stoer het pad zo in m’n eentje te hebben getrotseerd, wetende dat je dus blijkbaar volledige groepen kunt tegenkomen. Je wilt schijnbaar toch altijd iets unieks doen, raar is dat.

Ik ga de volgende dagen nog 2x terug, zie graven van grote Samurai krijgers maar, en dat is het andere uiterste zou je zeggen, schijnbaar heeft o.a. Nissan maar ook bedrijven als Panasonic hier ook een bedrijfsgraf. Niet gevonden trouwens, was leuk voor mijn collega geweest die die account beheerd. Ook veel mythen zoals een waterput waarin je toch echt wel je spiegelbeeld moet zien anders zou je binnen driejaar de dood tegenkomen. Wat dan weer vreemd is want de mensen geloven dat hier geen doden zijn, enkel wachtende geesten – souls in transit. Meer dan 200.000 wel te verstaan.

Maar het mooie en serene komt denk ik door de rust en het licht dat door de bomen gefilterd wordt. De eerste keer met maanlicht, tweede keer met een heerlijk zonnetje en de derde keer was het wat mistig met regen, allen bijzonder op hun eigen manier. In het daglicht zie ik nu ook de rij beschermde goden staan, vlak voor de heilige brug (alles lijkt hier heilig..), de pelgrims wassen de beelden door ze te overgieten met water, ze blijven er in ieder geval mooi door glimmen. Ook heb ik weer eens geluk want binnen is er een ceremonie gaande (of een gebed, ik weet het niet precies), indrukwekkend met enorme klankschalen. In de crypte zag je ook nog eens duizenden kleine beeldjes fonkelen.. Wauw, ik was al stil maar werd nog stiller.

Ook zag ik diverse Japanse pelgrims die de Shikoku 88 Temple Trail lopen, of wellicht een deel ervan want de totale route is zo’n 1200 km lang. Gebruik maken van auto of bus lijkt geen probleem te zijn al sta je dan natuurlijk niet bovenaan de lijst van gerespecteerden, dat moge duidelijk zijn. Ze hebben vaak een wit hesje aan, speciale pelgrims kleding, en brengen hun boek mee om deze bij elke tempel te laten stempelen, vaak middels mooie kalligrafie. Tegen geld wel te verstaan. Aangezien Kobo Daishi zeg maar als de oprichter van de Shikoku 88 wordt gezien, is deze plek dus wel bijzonder voor de pelgrims, al heb ik ze ook wel bij andere tempels gezien.

Buiten het dus bijzondere Okunoin pad is de omgeving überhaupt prachtig om doorheen te lopen, al moet ik zeggen dat ik iets minder relaxed liep nadat ik een waarschuwingsbord zag voor ‘possible bear encounters’. Gelukkig was ik reeds op de terugweg.

o

Het klooster zelf is was eveneens super. Een van de oudste tempels van Koyasan. Ik had redelijk snel geboekt en dacht eigenlijk dat ik wederom een kamer zou delen. De verrassing was dan ook groot toen bleek dat ik een prachtige kamer kreeg toebedeeld, helemaal voor mij alleen. Daar word ik dan dus blij van. Compleet met een theetafel met de inmiddels welbekende kussens, schuifdeuren met uitzicht op een stukje Japanse tuin met vijvertje en een futon op de tatami vloer, gelukkig met een dubbel dekbed. Dat belooft wat denk ik dan meteen, en dat klopte ook wel. ‘s Nachts koelde het al best flink af. Er is ook wel een kacheltje maar die kerosine stonk dusdanig dat zelfs mijn wierook er niet tegenop kon, leek me dus niet al te gezond.

Buiten het ochtendgebed om 6.30 uur (mooie mantra’s) en het feit dat de plek door monniken gerund wordt krijg je helaas niet al te veel mee van het dagelijkse leven aldaar. Het is meer een prachtige oude ryokan die toevallig gerund wordt door monniken. Of is dit nou vloeken in de tempel? Geloof dat ik welgeteld 5 monniken binnen het complex heb gezien.

Wat je wèl meekrijgt is de enorme rust die het geheel uitstraalt. Althans, ik vond het er héérlijk. Misschien moet ik me ook meer gaan verdiepen in de feng shui principes, of beter nog, even doorgeven aan de architecten die op dit moment aan het schetsen zijn voor m’n toekomstige loft.

Voor eventuele solo reizigers die nu enthousiast worden om ook naar Shojoshin-in te gaan, je moet er wel echt tegen kunnen om alleen te zijn want weinig tot geen contact met anderen en ook het ontbijt en diner krijg je in een aparte kamer geserveerd. Soort van retraite dus.

En ja, het eten…

Zittend op een kussen krijg je een geweldige maaltijd voorgeschoteld in allerhande bakjes en mooie schaaltjes. Na het neerzetten schuifelt de betreffende monnik al buigend weer weg, men spreekt amper tot geen Engels, en dus wat overblijft is spieken in alle bakjes en vervolgens starten met proeven. En met genieten!

De keuken en manier van bereiden en samenstellen heet syojin-ryori (food of devotion), het is het traditionele eten van de boeddhistische zen monniken in Japan. Sophisticated kun je het gerust noemen, is eigenlijk zelfs nog een understatement, ik zou het haast kunst noemen, echt een feestje. Zo’n mooie uitstraling en al die verschillende smaken, texturen en temperaturen, variërend van zacht, knapperig, zuur, zoet, warm, koud en alles ertussenin. Het doet niet voor mij niet onder voor een sterren restaurant. Alles overigens vegetarisch en ik denk ook vegan. Geen vlees, geen vis en geen sterke smaken zoals knoflook en ui. Klinkt misschien saai maar het is echt verre van saai, en nog gezond ook. Aangezien ik voor 80% geen idee had wat ik at, ben ik er wat meer over gaan lezen en de monniken hanteren blijkbaar the rule of five, wat dan toch wat anders is dan de schijf van vijf. Elke maaltijd biedt vijf kleuren (groen, geel, rood, zwart en wit) alsmede vijf smaken (zoet, zuur, zout, bitter en umami, het Japanese woord voor smakelijk en lastig te omschrijven). De maaltijd moet het lichaam in balans brengen met de seizoenen, hetgeen me dan weer een beetje doet denken aan de ayurvedische principes. Voor wie er meer van wil weten, hierbij een link met wat info.

Uiteraard ben ik dit alles tijdens de volgende maaltijden gaan controleren en jawel, het klopt, alle kleuren en smaken waren present, ook bij het ontbijt. Samenvattend, het eten als een boeddhistische zen monnik is verre van vervelend, daarnaast neem ik me voor na thuiskomst er nog eens in te duiken, te starten met het simpele basisprincipe om meer te eten wat de seizoenen bieden. En als iemand me kan vertellen waar ik in Rotterdam goede goma-dofu (sesame tofu) kan krijgen, graag.. of sowieso een shojin ryori diner.

Maar terug naar het regime en de structuur. Ze komen pas opruimen als je de schuifdeur weer open doet en je pantoffels dus niet meer voor de deur staan. Eerste avond voelde wat ongemakkelijk, ik was klaar met eten, maar dan? Moet je wachten, moet je weggaan? Uiteindelijk maar voor het laatste gekozen en dat bleek dus de juiste keuze te zijn anders had ik er nu nog gezeten. En dat zitten op zo’n plat kussen wordt toch echt ongemakkelijk op den duur. Alle ruimtes lijken op ingenieuze wijze met elkaar verbonden door de fusuma (schuifdeuren) en kunnen dus eenvoudiger groter of kleiner worden gemaakt, heel efficiënt. Verder lange houten krakende gangen met af en toe een mooi stukje tuin.

Tussen 16.00 en 21.00 uur kun je badderen, een groot cederhouten bad met loeiheet water staat dan ter beschikking. Inmiddels weet ik hoe het werkt, eerst wassen, dan in bad, en in dit geval daarna koud afdouchen anders val je bijna flauw van de hitte. De badruimte vond ik prachtig, oud met een bamboe pijpje waar continu heet water uitkomt.

Eigenlijk is het allemaal ook wel lekker eenvoudig. Er kan niets op slot maar als je ergens sloffen voor de deur ziet staan is er dus iemand. Op blote voeten lopen doe je niet, alleen op de tatami matten in de kamers. Zo blijft alles lekker schoon. Deze sloffen regel geldt voor de toilet (want daar heb je de toilet sloffen) maar ook voor de badkamer, de slaapkamer, de eetkamer, eigenlijk overal. Schoenen laat je sowieso buiten, ik had ze de eerste avond ergens op de trap bij de hoofdingang laten staan en was ze dus de volgende dag kwijt. Ik heb het halve klooster afgespeurd en net toen ik ongerust begon te worden (het zal toch niet…, nee, niet hier…) wees een voorbijkomende monnik op een kast. En ja, daar stonden ze dus. Je moet het even weten. Of goed kijken want er hing een bordje.

Tja, wat nog meer te vertellen? Ik val in herhaling als ik zeg dat het zen gevoel vanaf het eerste moment goed zat. En het werd niet minder, vergezelt door vele kopjes groene thee terwijl ik eindelijk een start maakte in een van de meegebrachte boeken. De lege spiegel van wijlen Janwillem van de Wetering, het was er de perfecte omgeving voor.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s