En daar ben ik dan, terug in Bali. Ruim 20 jaar terug was Indonesië onze eerste ‘verre reis’, evenals de 1ste keer Azië. Zes weken lang backpacken, vier eilanden, geloof dat we vooraf ruim 10 reisboeken hadden verzameld… de verslaving was een feit.
De jongen die me naar het guesthouse brengt begint meteen te lachen, “oh, I wasn’t born yet”. Dan voel je je toch een beetje oud worden. Gelukkig zorgt dit weekje Bali ook voor een verjongingskuur, althans, een retreat kan het gerust genoemd worden, de verjongingskuur denk ik erbij.
Het huisje – hier consequent villa genoemd – en de omgeving is real life net zo idyllisch als de online foto’s waarop ik mijn keuze had gebaseerd. Gelegen in een dorpje zo’n 5 km buiten Ubud, bestaande uit een doorgaande weg (breedte van een dubbel fietspad), mooie dorps- en huistempeltjes, wat eetstalletjes, vriendelijke mensen, blaffende honden, kraaiende hanen en dit alles omringt door rijstvelden.
Het regenseizoen is net ten einde dus alles is super, super groen. Ook de frangipani is overal te vinden en geurt nog steeds heerlijk. Ik omarm het concept van slow travel. Het is echt fijn slipperen in de buurt terwijl ik me elke dag weer verwonder over de eenvoud en de oneindige vriendelijkheid. Enige risico was dat ik zo aan het wegdromen was dat ik mogelijk door een van de vele brommertjes omver werd gereden. Gelukkig gebruiken ze hun claxon.
Ondanks dat het toerisme booming is (Ubud zelf herkende ik niet meer terug en ik ben blij dat ik er een eindje vandaan zit, en dan is het nu nog laagseizoen..) blijft Bali het een heerlijke en bovendien spot goedkope bestemming. Elke dag geniet ik van een uur massage voor nog geen 15 euro. Dear kun je echt geen nee tegen zeggen, althans, ik niet. Ook de uitgebreidere behandeling inclusief ‘Boreh’ is zalig. ‘Een traditionele scrub / pakking van allerlei kruiden zoals kruidnagel, gember, peper koriander; eigenlijk zo’n beetje alles wat ik in de keuken gebruik. Het wordt na het aanbrengen heel warm, verbetert de bloedcirculatie, vermindert spierpijn en werkt preventief bij verkoudheid of griep. Ik geloof niet dat ik last had een van de vermelde kwalen maar kwaad kan het natuurlijk nooit. Ik kan me goed voorstellen dat men het vroeger gebruikte als men terug kwam van een lange werkdag in de rijstvelden. Vaak knie-diep in ‘t modderige water (vol bloedzuigers en andere beesten) en continue voorovergebogen in de brandende zon, geen schaduw in de sawa’s. Geloof dat ik het nog geen uur zou volhouden. En dan ook nog vriendelijk groeten met een grote glimlach…RESPECT in hoofdletters.
Maar goed, de spa.. Deze is eigenlijk heel simpel, bestaat uit 2 bedden en een afdak, maar het uitzicht… Tropisch groen en overal kabbelend water, zorgt ervoor dat er geen meditatie muziek gebruikt hoeft te worden. Je verzint het niet, puur natuur, inclusief de gecko’s in het rieten dak. En dat direct onder handbereik, namelijk slechts paar stappen lopen vanaf m’n ‘villa’, ik hoef enkel the infinity pool te passeren. Deze laatste is eveneens bescheiden maar prachtig, ook weer omringt door groen met ertussen een paar ligbedden. ‘s Avonds verlicht door lantaarns in de bomen en bijna elke avond door de maan en de sterren. Ik ben helemaal niet in een shopping modus (sowieso zelden) dus die vergeten bikini is nog niet vervangen, hetgeen betekent dat ik me ‘s avonds stiekem in t water laat glijden en de dresscode laat voor wat het is. De nachten zijn zo warm dat dit echt een feestje is, drijvend op je rug en kijkend naar de sterrenhemel terwijl vleermuizen (denk ik?) stiekem overvliegen. Ook tijdens de douche achteraf zie je de sterren en hoor je de krekels, kikkers en/of gecko’s. Ja, die half open badkamer, daar heeft iemand echt goed over nagedacht! Maar misschien nog wel indrukwekkender vond ik de regenboog als je overdag een douche nam. Zó cool, helemaal rondom. Leek wel een aura. Natuurlijk wilde ik dat delen maar vertrouwde Apple toch niet helemaal met z’n waterproof iPhone7, zeker niet gezien de irritante barst welke reeds na een week op miraculeuze wijze de voorkant siert. Hieronder een laffe poging maar geloof me, in ‘t echt was het magisch.
Al met al probeer ik dus het concept slow travel te omarmen, hard nodig na wekenlang letterlijk ‘vliegtuig in, vliegtuig uit’. Werk is leuk maar er is een grens aan alles. Gelukkig kan ik ook snel de switch maken, bovendien zijn de resterende conference calls een stuk aangenamer in een tropische omgeving. Elke dag slenter ik langs weer een nieuw stukje Bali, stoppend bij weer een nieuwe warung ergens langs de weg. Soms met een verrassend leuk tuintje of terras aan de achterzijde, tussen een altaar of met uitzicht over de rijstvelden, soms met slechts een simpel formica of houten tafeltje met wat krukjes langs de weg, maar altijd met heerlijk eten.
Ook gun ik me eindelijk de tijd om te lezen, en dan dus geen managementboek maar het meegegeven kadootje wat ik pas in Bali mocht uitpakken, of de magazines die thuis ongeopend bleven. Kortom, een ongelofelijke luxe waar ik heerlijk van geniet. Weinig hoeft, alles kan. Ik blijf ver van de toeristische attracties, ook al weet ik heus wel dat dat ook leuk is. Maar ach, die aapjes in monkey forest zijn vast niet heel anders dan 20 jaar terug.
Wel loop ik een paar keer via de rijstvelden naar Ubud en nabij gelegen dorpjes. De sawa’s blijven prachtig en ik krijg er geen genoeg van. Wel zie je dat er echt overal gebouwd wordt, hoeveel villa’s kun je nog creëren? Het toerisme is hier echt de bron van inkomsten en iedereen probeert op zijn manier een graantje mee te pikken, ook begrijpelijk. Langs de smalle paadjes her en der lokale kunstenaars met hun hutje stampvol met schilderijen, daarnaast nog wat houtsnijwerk of beelden en meestal een dame die kokosnoten verkoopt. Die laatste zijn altijd welkom trouwens; verfrissenden dorstlessend, precies wat je nodig hebt in de hitte.
Ze zijn natuurlijk ook te verkrijgen in de vele, vele, healthy, zen achtige restaurantjes in Ubud, daar waar alles glutenvrij en vegan is. Nu ben ik echt wel een groot voorstander van gezond eten maar de hype is hier wel enorm… Einde week kan ik er anders naar kijken (duidelijk ander energielevel) en geniet ik van de fijne latte’s en geur van gemalen bonen terwijl ik de mix van toeristen en lokalen gadesla.
Ik babbel wat met deze en gene maar trek me ‘s avonds weer terug in het simpele dorpje, daar waar ik een biertje toebedeeld krijg door de mannen hangend bij de lokale ‘supermarkt’. Ze hadden de laatste koude exemplaren te pakken en toen ik wat beteuterd keek werd er meteen meteen gedeeld. Beetje jammer dat de enige persoon die Engels sprak duidelijk niet van z’n eerste biertje genoot dus ik hield het al snel voor gezien maar het idee was attent. Leuker was het om ‘s morgens vroeg met het neefje van de eigenaar te babbelen, zittend langs de weg met een theetje in de hand en pratend over de andere kant van Bali. De effecten van toerisme, drugs, onderwereld, criminaliteit, iets waarvan ik heus wel snap dat het ook bestaat maar wat tegelijkertijd zooo ver weg lijkt. We praten over muziek, over zijn leven en zijn dromen en hij voegt me toe aan z’n whatts app contacten. Ms Yvette typt hij in en hij maakt een selfie. For his girlfriend. Schattig.
Als je op Bali bent ontkom je natuurlijk niet aan de rijke cultuur van het eiland, althans wellicht wel wanneer je in Kuta of Sanur bent, dat weet ik niet maar hier, buiten alles om, zeker niet. Overal staan prachtige tempels en overal zie je kleine offers liggen – canang genoemd – kleine gevlochten mandjes van bananenbladeren vol met bloemen, wierook, rijst en/of deeg, vruchten, snoepjes, gemaakt voor de goden, voorouders en ook demonen. Het merendeel is Hindi en de ceremonies en rituelen zijn dan ook belangrijk. Het idee is het bedanken van de goede geesten en de minder goede geesten te vragen om de rust vooral niet te verstoren. Ook zal er vast een deel voorouderverering bij zitten. Het neerleggen van de offerings blijf ik een mooi ritueel vinden om te aanschouwen.
De Balinese vrouwen hebben altijd kleurige en soms ook rijk versierde sari’s aan en met zo’n kleurrijk bundeltje in hun hand lopen ze dan naar een bepaald plek toe. Kan trouwens gewoon een stoeprand zijn, ze besprenkelen dan meestal het mandje soms nog met wat water, steken de wierookstokjes aan en sluiten even hun ogen. Schijnbaar niet gestoord door een een toeterende scooter, een luidruchtige haan, spelend kind of een toekijkende toeriste.
Ik bewonder de vele huistempeltjes, met vrijwel altijd Ganesh(a) als bewaker, daar zijn ze hier duidelijk fan van. Niet zelden word ik gewenkt verder te komen maar helaas spreekt men dan weinig Engels dus conversatie stopt al snel. Gelukkig zijn er altijd uitzonderingen en zo leer ik anders naar de olifantengod te kijken. Ieder detail heeft een betekenis en soort van levensles. Het grote hoofd leert om groot te denken, de grote oren om beter te luisteren. De kleine ogen zeggen ons te concentreren en natuurlijk de kleine mond om minder te praten. Soms zit hij bovenop een rat (muis?). Die schijnt voor verlangen te staan maar die link begrijp ik niet helemaal. Bovendien zit Ganesha hier veelal gewoon op z’n dikke billen, althans, ik kan de rat niet altijd vinden. Hoe dan ook, de wijsheid is hier gewoon op straat te vinden.
Ook de dorpstempels vind ik intrigerend. Er blijken er altijd drie te zijn; pura dessa , welke de dorpstempel is , een tempel voor de stichter van het dorp (pura puseh) en een tempel voor de overledenen, de pura dalem. Wanneer ik op een avond tijdens mijn dagelijkse rondje terug naar ‘huis’ keer is het later dan gepland, en ook al lang donker. Terwijl ik een van de drie Pura’s passeer zie ik een paar mooi verlichte beelden. In het kader van “dat doet men niet voor niets” wil ik een kijkje nemen maar de hond bij het hek vind dat blijkbaar geen goed idee en slaat aan. Ik schrik me echt rot en weet niet hoe snel ik weer op de straat moet komen om verder te lopen. Vervolgens is de buurhond natuurlijk ook wakker geworden en volgt hij het voorbeeld, waarom ook niet. Dit herhaalt zich helaas zo’n beetje tot aan ‘huis’, mensen moeten erom lachen maar ik vind het niet zo grappig. De eigenaar loopt me reeds tegemoet (ja, het was duidelijk dat ik eraan kwam..) en geeft me een oude telefoon. Ik moet de volgende keer maar bellen als het laat is, dan word ik opgehaald. Ondertussen gaat zijn moeder gewoon door met offeren, Op haar slippertjes en met een mooie sarong om schuifelt ze glimlachend voort naar de volgende plek. ‘s Ochtends steekt ze zelfs wierook aan bij het zwembad, dat zorgt vast voor die haast spirituele nachtelijke zwempartijen, of sla ik nu door?
Hoe dan ook: Indonesië intrigeert me nog steeds mateloos. 20 jaar terug genoot ik ervan, nu weer. Anders, maar zeker niet minder. Toen veel gezien, nu eveneens.
Terima Kashi. Ik kan er weer even tegen.