kampot; water en peper in overvloed

Na Phnom Penh zijn we wel toe aan iets luchtigers. Zeker nu we ook de busreis naar Laos hebben geregeld. Althans, we hebben een ticket en dat lijkt een goede eerste stap, de tickets voor de zekerheid persoonlijk opgehaald bij het Sorya busstation. Elke search op internet geeft aan dat het een verre van comfortabele rit zal worden. Echter, er lijkt geen andere optie te zijn en dus gaan we simpelweg het avontuur aan. Maar eerst nog een paar dagen richting het water. We kiezen voor Kampot, volgens de Trotter een koloniaal stadje met ‘onbeschrijfelijke charme’ en nog veel Franse invloeden. Bovendien gelegen vlakbij bij Kep, een plaatsje wat dan weer handig is voor een dagje strand op een nabij gelegen eilandje. Op 30 minuten varen ligt namelijk Konijneneiland (Koh Tonsay) en nee, er zijn daar schijnbaar geen konijnen, reeds nagevraagd.

Er komt echter niets van al die plannen want het guesthouse wat we vinden bij Kampot is zo fantastisch dat we direct andere plannen hebben. Namelijk zwemmen in de prachtige rivier waarvan we nu nog steeds de exacte naam niet weten. Teuk Chhou? Kampor? Maakt ook niet echt uit, belangrijker feit is dat ons houten hutje op stelten direct aan de oever staat, met terras én een steigertje voor de bamboo deur waarvan je perfect in het water kan duiken, helder en schoon door de naburige stuwdam waardoor de rivier elke dag een goeie schoonmaakbeurt krijgt. Er is amper stroming en slechts sporadisch passeert er een bootje. 500 meter verderop pendelt de simpele maar kleurrijke ferry heen en weer en de zonsondergang boven het water zou gerust passen in een of ander luxe reismagazine. Het houten hoofdgebouw is een traditioneel Khmer huis. Zes jaar terug stond het nog in Phnom Penh en was er, naar zeggen, een ‘populaire low-key bar’ in gevestigd. Door nieuwe plannen in de stadsontwikkeling moest het wijken. Men heeft het vervolgens afgebroken en 150 km verderop weer opgebouwd.

Over huizen gesproken. De overbuurman, dus aan de andere zijde van die mooie rivier, intrigeert ons mateloos. We dopen hem Robinson en verzinnen een heel verhaal bij deze goed gebouwde langharige zonderling die een klein doch zeer eenvoudig paradijsje lijkt te hebben gecreëerd. Mini bamboe huisje op palen aan een strandje en hij is de hele dag bezig met het opknappen van een boot. Verder scharrelt er een hond rond en heeft hij een bord langs zijn property staan met een tekst die niets te gissen overlaat: keep out! De waarheid blijkt minder Robinson Crusoe-achtig te zijn. Navraag leert dat hij de voormalige eigenaar van het guesthouse is en nu met zijn familie naar de overkant is verhuisd. Het mini hutje is dus helemaal niet zijn huis, er staat nog iets groters achter. Onze versie vinden we leuker. Waarom kiest iemand voor zo’n idyllische en verlaten plek? En hoe idyllisch is het hier eigenlijk in het regenseizoen?

Gelukkig zitten wij in het droge seizoen en het is er heerlijk. Kleinschalig van opzet en… met een geweldige keuken (en dat geeft mij natuurlijk een gelukzalig gevoel). De Aziatische gerechten hebben een Franse twist en de beroemde Kampot peper wordt echt overal in verwerkt, zelfs in de koekjes bij de koffie. Bovenal, ze hebben wijn! Aangename combinatie. Dat kun je natuurlijk wel aan de Franse eigenaar overlaten. Ook liggen er kajaks, sup boards en grote autobanden dus je kunt uit je dak gaan op de rivier. Wie heeft er nog zee en strand nodig? Wij dus niet.

Het vraagt dan ook enig doorzettingsvermogen om uit de rivier te komen en middels mountainbikes de 8 km richting het stadje te overbruggen. Want hoe heerlijk het daar ook is, we willen natuurlijk wel die ‘onbeschrijfelijke charme’ van Kampot ervaren.

Tja… Kampot… Best aardig en gezellig, met een wat curieuze durian rotonde als ijkpunt, waar ze dan rondom het durian standbeeld o.a. 5 ATM’s en een goede koffie shop hebben. De laatste werkt goed en heeft lekkere latte, de ATM’s willen echter geen van allen geld geven. Gelukkig nog niet helemaal blut dus de latte kan zonder problemen nog worden afgerekend. Alhoewel, zonder problemen… Alles gaat hier middels een mix van Riel en Dollars, straks komt daar ook nog de laotiaanse Kip bij. Niet mijn sterkste punt al dat omrekenen. De hoeveelheid nullen duizelt me. Creditcard wordt sporadisch geaccepteerd dus cash is toch wel handig. We toeren wat langs de waterkant, supporten een cafeetje wat gerund wordt middels re-integratie van doofstomme jongeren, maar daarmee heb je het eigenlijk wel gehad. We zijn extra blij met onze keuze om wat buiten het plaatsje te verblijven.

Ook huren we hier een brommertje. Bokor National Park ligt zo’n 45 km verderop in de bergen dus mountainbiken lijkt toch echt wat al te enthousiast, zeker omdat de versnellingen niet werkten. Overigens had ik ook mét versnellingen geweigerd aan het plan mee te werken. De vol automatische scooter doet het prima. Bij een van de vele stalletjes langs de weg kopen we een fles benzine van discutabele herkomst. Waarvan we maar moeten hopen dat het inderdaad benzine is en geen plaatselijke gestookte whisky. Enfin, weg zijn we. Ik uiteraard achterop, dat lijkt me duidelijk.

Zodra we de hoogte ingaan daalt meteen de temperatuur, de uitzichten zijn mooi met flarden mist en wolken ertussendoor. Bovenop de berg staat een collectie oude, Franse en geheel verlaten art-deco gebouwen, ooit gebouwd in de jaren ‘20 en bedoeld als een luxe resort voor de Franse kolonisten. Het komt nogal desolaat en spookachtig over zo in de wolken, ook al is men bezig het te herstellen. Ook de oude katholieke kerk is nogal bizar. Heiligenbeelden temidden van Cambodjaanse graffiti. En dan staat er ook nog een spiksplinternieuw mega hotel met 600 kamers, gebouwd door de magnaat Sok Kong, de grote baas van de hier almachtige oliemaatschappij Sokimex. Ons lokale benzine product kwam denk ik niet van Sokimex…

Het hotel is potsierlijk en wanstaltig, maar zo erg dat we er voor fun koffie gaan drinken. Je zal er toch terecht komen middels een georganiseerde tour ofzo. Blij met onze vrijheid toeren we verder, we nemen een ‘verfrissende douche’ in de Popokvil waterval en zien even verderop, eigenlijk al op de terugweg, opeens een mooi bewerkte muur met daarachter een tempelcomplex. Aan de andere kant van de weg een soort half overdekte hal waar de bouwvakkers en hun familie blijkbaar ‘wonen’. Wat een armoede, triestheid en ook contrast. Ook de monniken aan de andere kant van de muur leven erg sober, althans, dat is mijn conclusie als ik zo eens naar binnen gluur bij de hutjes achterop het terrein. Het tempelcomplex zelf is daarentegen prachtig. Later leren we dat het Wat Sampov Pram is. Gebouwd in 1924 door de Cambodjaanse koning Monivong die van de Franse administratie in het koele klimaat een pales mocht bouwen en bij vijf rotsen ook een Pagode bouwde. De rotsen zijn een heilige plaats in de Hindoe mythologie die staan voor de vijf boten waarmee een Khmer prins uit de naga mythologie aan land kwam. Wij vinden vooral de locatie super, met uitzichten over een groene zee van bomen, de kust alsmede de daadwerkelijke zee.

Het is inmiddels einde dag en het licht is zacht. De oranjekleurige schimmel op de oude gebouwen gloeit op en we kunnen de plek maar niet loslaten. Helaas veranderde de prachtige zonsondergang verrassend snel in een donkere lucht en precies wanneer we weer op de brommert stappen komt er ook water uit die donkere wolken. Niet een paar druppels maar een spontane moessonbui. Binnen mum van tijd zijn we drijfnat, met ons de rugzak. De slagregen in combinatie met het snel donker worden is geen feestje. Het doet zeer in het gezicht waardoor stoppen de enige optie lijkt. We begrijpen nu het verschil tussen een pothelm a la willempie en een helm met vizier. We moeten echter minimaal nog wel een uurtje dus zachtjes doorrijden lijkt toch slimmer. Enige voordeel is dat er geen stofwolken zijn van passerende auto’s of trucks maar dat is ook echt het enige wat ik kan verzinnen.

Doorweekt en koud arriveren we ‘thuis’, blij met een douche, minder blij met de kakkerlakken die blijkbaar ook hadden besloten te schuilen voor de regen. Ons hutje lijkt populair. Echter, uitroeien via een harde schoenzool blijkt een efficiënte methode te zijn, verder de toilettas, alsmede de klamboe, goed afgesloten houden. Gelukkig schijnt de volgende ochtend de zon weer volop en kan alles enigszins drogen voordat we weer terug gaan richting Phnom Penh. Aldaar wederom een ATM tour, vervolgens een chatsessie met de ING en een plakband truc om de magneetstrip weer werkend te krijgen. Eenmalig succes, hetgeen voor het moment voldoende is. Met een verse voorraad dollars op zak gaan we de busreis richting Laos tegemoet.

PS helaas duurt het opladen van foto’s echt een eeuwigheid, als het überhaupt al lukt, dus deze moeten helaas wachten tot na thuiskomst.

2 gedachtes over “kampot; water en peper in overvloed

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s