Via de nieuw aangelegde weg arriveren we vlotjes vanuit Champasak in Pakse. In deze Zuid-Laotiaanse transport hub verwennen we onszelf met een fijn hotelletje met zwembad, twee stappen uit de kamer en je plonst in het water. De Thaise eigenaresse, Ms Noi, is een tengere dame die graag de touwtjes in handen heeft. Anderzijds doet ze alles voor de gasten en het geheel ziet er spik en span uit. Ook hier slechts een handjevol toeristen, dus onze angst om het Bolaven plateau – en belangrijker, de diverse watervallen – te moeten delen met vele andere brommer rijdende toeristen lijkt ongegrond.
Bolaven plateau, het land van de laven. Dat laatste klinkt een beetje als een Efteling attractie maar de Laven zijn toch echt de grootste etnische bevolkingsgroep op het plateau. De Lonely Planet roemt het gebied vanwege het koele klimaat, de dramatische watervallen en de hoge kwaliteit koffie. Reden genoeg om te gaan verkennen.
We laten onze spullen achter bij het hotel en met 1 set reservekleding (we weten inmiddels uit ervaring hoe nat je kunt worden wanneer je op een scooter door de regen moet), zwemkleding, een sarong, tandenborstel en mascara vertrekken we vol gas richting de bergen. Wel grappig, de eigenaresse van het hotel kijkt nogal ongelovig en roept lachend dat haar beautycase al groter is dan onze bagage.
Enfin, we zijn onderweg en de zon schijnt. De 125cc scooter is iets kleiner dan die in Cambodja maar we passen er prima op. Het ‘vol gas’ is trouwens nogal overdreven want we moeten eerst weer eens een ATM toer doen. Meestal zijn er twee uitkomsten, of de pas doet het niet, of de ATM is buiten werking, dan veelal leeg. Zo ook nu het geval, pas buiten de stad – voor mijn gevoel zijn we inmiddels bij poging 625 – hebben we succes. Off we go!
Er zijn legio watervallen te vinden en natuurlijk hopen we op van die mooie verlaten plekjes, daar waar je een dan ook nog een duik kan nemen. We laten de meest toeristische spot links liggen en stoppen bij een iets wat vervallen resort. Ze zitten duidelijk niet vol, hetgeen mooi uitkomt want nu kunnen we het huisje uitkiezen. De allerhoogste, tussen de bomen, nabij de waterval en met een huistempeltje ernaast. Wat is er nog meer te wensen? ‘s Avonds laat volop sterren en het geluid van de krekels, ‘s morgens vroeg de vogels. ‘s Nachts laten we de deuren open, heerlijk die temperatuur. Extra heerlijk wanneer je bedenkt dat het in nederland winter is, guur en nat, althans, dat zijn de berichten die hier doorkomen.
Ook vinden we inderdaad die mooie verlaten watervallen, oké, bijna verlaten. Maar als je zelf maar lang genoeg blijft, of je komt einde dag dan heb je de plek ook echt voor jezelf. Bij Tad Champee kun je zelfs achter de waterval zwemmen, voor mij daar tevens een wijze les. Want recht er op af zwemmen en proberen er onderdoor te gaan is hard werken en haast onmogelijk. Anderzijds, via een omweg, de zijkant, is het verbazingwekkend eenvoudig en zonder moeite kom je daar waar je zijn wilt. Overbodig om te vermelden wat mijn eerste plan was… Op links werd ik enorm uitgelachen, hij was gewoon langszij gegaan.
Naast de watervallen bezoeken we spontaan een dorpsfeest. Eigenlijk enkel en alleen omdat er zo’n ontzettende herrie vandaan komt, ongelofelijk, je hoeft slechts het geluid te volgen. Aldaar een menigte die reeds om 11 uur ‘s morgens ladderzat is. Van dorpsoudsten tot de jeugd, mannen en vrouwen, iedereen lijkt aan de drank te zitten en ziet in zichzelf de meest geweldige zanger van Laos zodra de microfoon in de buurt is. Wat er te vieren valt is ons nog steeds onduidelijk, misschien simpelweg het feit dat het zondag is, de vrije dag? Wel wil iedereen met ons op de foto en wordt het ene bier na de ander aan gesleept, ook het eten wordt niet vergeten. Ondanks de hartelijkheid heb ik het na zo’n drie kwartier al wel gehad. Karaoke is nooit m’n hobby geweest en ook wil ik niet met iedereen facebook vrienden worden. Terwijl we weglopen draai ik me nog een keer om, denk dat er over 9 maanden mogelijk een paar extra tienermoeders zullen zijn. We glippen we nog maar eens het water in, ditmaal bovenaan een waterval, daar een soort mini whirlpool.
Buiten bovenstaand dorpsfeest is het overal de rust zelve. Men traint, verzorgt en koestert de vechthanen, een nog steeds razend populaire ‘sport’, en natuurlijk verbouwt men de koffie. Overal te zien en zelfs zonder officiële tour zien we elke fase van het proces. Blijft leuk om te zien, daar waar plek is ligt de koffie te drogen. Alles gaat nog met de hand en einde dag worden met een vrachtwagentje en weegschaal de zakken bij de huizen opgehaald.
In Paksong, de koffie stad van het land, lopen we ook even binnen bij Jhai Coffee House, volgens zeggen ‘s werelds eerste filantropische koffiebrander waarbij de gehele keten inzichtelijk is. From bean to cup. Het is er druk want een groep studenten uit Japan krijgt er les maar we bestellen desondanks wat koffie. Naast me zit een man enorm geconcentreerd bonen te branden in een mini machine met een gasbrandertje, onderwijl allerhande aantekeningen te maken. Rondom hem tientallen zakjes bonen met etiketten. Hij blijkt de oprichter te zijn van de inmiddels aanzienlijke coöperatie. Ook blijkt hij enorm gepassioneerd te zijn, een wijnproeverij is er niets bij zoveel vragen krijg ik op me afgevuurd. Welk fruit proef je, welke geur ruik je, wat is de nasmaak en ga zo maar door. Onderwijl vertelt hij het verhaal achter de oprichting, zijn doel, de obstakels, de verschillen tussen Vietnam, Laos en India, de achterstand van de boeren in deze landen wanneer je de vergelijking maakt met landen als Colombia en Ethiopië. Bijzonder is ook het feit dat de meeste koffieboeren aldaar zelf nog steeds oploskoffie drinken, ze drinken en proeven niet hun eigen product, laat staan dat ze inzien wat het effect voor hen zou zijn wanneer ze de kwaliteit van hun eigen product zouden verbeteren. Er is dus nog een wereld te winnen. Ik hoop dat deze Canadees, met z’n passie en alle lokale initiatieven, de coöperatie verder kan laten groeien en stukje bij beetje de positie van de boeren kan verbeteren. Voor de geïnteresseerden, men zoekt nog een afnemer in Nederland. Naast een goed initiatief een prima marketing verhaal voor je koffie / lunchroom.
Eenmaal terug in Pakse is het kerstavond. Mooi excuus om het enige Italiaanse restaurant in de stad te bezoeken en onszelf te verwennen met wijn en kaas. Échte kaas, geen verpakt vierkant plakje nepkaas… Iedereen die in Azië geweest weet wat ik met dit laatste bedoel. Zó smerig!
Om de tijd optimaal te benutten vliegen we op 1e kerstdag naar Luang Prabang. Dit scheelt bijna 1000 km over de weg. Dit werelderfgoed stadje vond ik 10 jaar geleden al druk, nu zeker niet minder. Ooit de koninklijke hoofdstad van Laos maar door de communisten onttroond halverwege de zeventiger jaren. Desondanks nog steeds de meest indrukwekkende stad van het land. Veel oude gebouwen en nog veel meer tempels. Ik denk ook dat dit de enige plaats in Laos is waar je niet continue die lelijke gele Lao Beer uithangborden ziet, met daarop dan de naam van het restaurant. Wat een monopolie. En nee, je ontkomt niet aan de vele toeristische stalletjes maar de smalle straatjes en de mooie gebouwen, een mix tussen de traditionele en de koloniale architectuur, alsmede de ligging tussen de twee rivieren, maakt dat het goed slipperen is. Al zorgt de vele regen ervoor dat we toch veel binnen zijn. Even wennen, regen… na Kampot niet meer gehad. Eigenwijs als ik ben heb ik sowieso m’n regenjack thuisgelaten. Gelukkig is café Ban Vat Sene met zijn leestafel, fijne banken en lekkere eten de perfecte schuilplaats.
Goed bezig! 😘😘
On Sun, 21 Jan 2018 at 11:52, wander.travel.learn wrote:
> YFR posted: “Via de nieuw aangelegde weg arriveren we vlotjes vanuit > Champasak in Pakse. In deze Zuid-Laotiaanse transport hub verwennen we > onszelf met een fijn hotelletje met zwembad, twee stappen uit de kamer en > je plonst in het water. De Thaise eigenaresse, Ms Noi,” >
LikeLike