Diu, een soort Sodom en Gomorra… tenminste, als we de mensen in Gujarat moeten geloven. Want… alcohol! En goedkoop ook. Ook geen hele belangrijke tempels, wel strand! En dus gaan we erheen. De logica van een reiziger.
Het eiland Diu, nog geen twaalf kilometer lang en maar drie kilometer breed, viel tot 1961 onder Portugese heerschappij. Tegenwoordig is het een Union Territory dat vanuit Delhi wordt bestuurd.
We hopen stiekem op een tweede Malappuram ervaring. Helaas is de eerste aanblik anders. Geen mooie gekleurde pongal kolams die in alle vroegte voor de ingang van het huis worden getekend. Die magische, labyrint-achtige mandala’s die door de eindeloze, gecompliceerde windingen de boze geesten dusdanig moeten verwarren dat hen de toegang tot het huis of de tempel onmogelijk wordt gemaakt. Ik kon er eindeloos naar kijken en vond ze fascinerend. Nu is Pongal ook pas tijdens mijn verjaardag en kent men hier eigenlijk geen Pongal. Wèl Makara Sankranti, lijkt vergelijkbaar.
Enfin, hier dus duidelijk geen kolams voor de huizen, wel de nodige lege, deels kapotte flessen. We maken een eerste wandeling richting strand en het fort, ook daar veel zwerfvuil. Een voorzichtige desillusie, al proberen we die voor elkaar te verbergen.
Gelukkig stelt O’ Coqueiro niet teleur. Een beschut tuintje met wat tafels en uit de eenvoudige keuken komen lekkere gerechten. Gegrilde vis met salade en frietjes. Inktvisringen in een Portugese kokos curry. Koude lassie en… een Kingfisher biertje! De eerste sinds we in India gearriveerd zijn. Smaakt toch anders dan de vele plastic liter flessen Kingfisher mineraal water.
Geduld is een schone zaak
Het restaurantje zit op één minuut lopen van ons guesthouse. Alwaar we trouwens de langste inschrijving ooit hebben mogen ervaren. Ik denk ruim 40 minuten en dan overdrijf ik echt niet. Ik weet dat we altijd de nodige papieren moeten invullen, ook moeten er kopiëen worden gemaakt van de paspoorten en tot slot altijd een foto. Hier, in het kleine guesthouse met vijf kamers, treffen we echter Allwin aan. In eerste instantie denk ik dat hij iets gebruikt heeft want hij sloft vermoeid kijkend en gapend op ons af, nadat we een paar keer ‘Hello.. hello??’ geroepen hebben.
Al snel blijkt niets van dat alles waar te zijn en ik schaam me voor mijn eerste gedachten. Hij is een ontzettend lieve en aardige jongen die samen met zijn moeder het guesthouse runt. Zij is de eigenaar, hij de manager. Hij was de assistent manager, maar zijn vader is deze zomer overleden en nu is hij dus ‘de manager’. Allwin is duidelijk licht gehandicapt en mogelijk ook autistisch. Alles gaat stap voor stap en in een slow motion + precisie die lastig te omschrijven is. Denk aan langzaam en dan is het nog langzamer.
Hij vraagt hoe lang ik ben en ik antwoord 1.80. Vervolgens gaat hij naast me staan, we zijn even lang. Maar dat kan dus niet want hij is 1.78. Hij kijkt me ongelovig aan wanneer ik zeg dat ik dan blijkbaar ook 1.78 ben. “But you said 1.80?” Details zijn dus belangrijk. Afkortingen op de formulieren zijn ook niet toegestaan. NL is the Netherlands. “So why you say Holland?” Etcetera etcetera.
Multitasken is per definitie niet mogelijk en een vraag tussendoor over bijvoorbeeld de WiFi code zorgt voor verwarring en daarmee extra vertraging. De foto’s moeten tegen een lichte muur worden genomen en ook dat is een serieuze aangelegenheid. Valt mee dat we ons visanummer niet op een bord voor onze borst hoeven te houden.
Ik laat het proces over aan Joris want ik krijg er enorm de slappe lach van en wil natuurlijk niet dat Allwin denkt dat ik hem uitlach.
Tegelijkertijd is het natuurlijk ook triest. Als we vragen waaraan z’n vader zo plotseling is overleden dan weet hij het niet precies. De volgende dag lopen we langs het ziekenhuis. Hoeveel kans heb je hier op een juiste diagnose en bijpassende behandeling? Ik denk aan de mensen om me heen in Nederland. De diverse behandelingen, operaties, bestralingen en chemo’s die sommigen helaas moeten ondergaan. Maar ook de mogelijkheden waar we toegang tot hebben, de specialisten. Ons verzekeringsstelsel. Het is een andere wereld. De dagen erop zien we altijd kaarsjes branden bij het altaartje voor Francesco, vaak komt ‘s avonds de familie bij elkaar om samen te bidden.
Wij praten onderwijl met Gerry. Een Oostenrijker uit Salzburg. Hij leeft echter vier maanden van het jaar in India en dat doet hij reeds 20 jaar lang. Hij is vaste gast in het guesthouse en rijdt rond op een oude Royal Enfield uit Delhi. Geloof dat hij elk plekje van India wel heeft gezien. Voordat hij naar India vertrok was het altijd Zuid – en Oost Afrika. Hij is rustig, bescheiden en heeft humor. Wat hij al niet heeft meegemaakt. Ik zou graag zijn verhalen opschrijven, het ziet er niet naar uit dat hij het zelf ooit van plan is. Zo vertelt hij terloops dat hij ooit eens is gaan fietsen. Zeven maanden lang, hij kwam uit in Windhoek, Namibië. Niet gepland geloof ik.
Hij heeft Afrika voor India verruilt omdat Afrika hem te gevaarlijk werd. In India vreest hij nergens voor. Slechts één keer is hij hier bestolen, en wel van zijn motor. Hij had hem sowieso niet op slot gezet en hoorde aan het geluid dat iemand erop weg reed. Helaas had hij geen telefoon bij zich dus hij kon de politie bij de poort van Diu niet waarschuwen. Een paar weken later komt iemand vertellen dat de motor in een dorp verderop gesignaleerd is. Slechts een paar onderdelen missend.
Gerry is vrolijk en positief, maar mist ook zijn vriend Francesco. Ze zaten altijd samen te praten en soms, als de 74-jarige Francesco goede zin had, ging hij de keuken in en kwam er een geweldige maaltijd op tafel. Gerry heeft voor Allwin een t-shirt laten bedrukken. Hij draagt ‘m trots en noemt het zijn uniform.
Het leven is hier klein en eenvoudig. In de goede zin van het woord. De kapotte drankflessen en verwaarloosde stranden lijken verder weg en we boeken nog wat extra nachten. We krijgen ook een deken, de nachten worden nu snel koeler en een laken is niet meer voldoende.
Mooi roze is niet lelijk? De deken kwam in dezelfde tint, met beertjes erop…