la grassa, la rossa, la dotta (e la turrita)

Terwijl we in de schaduw wachten op één van de twee ingeroosterde bussen, tot zo ver het zondagse OV schema in Volterra, stopt er bovenaan de weg een auto. We zijn verrast, een medepassagier? Gelukkig is Joris reeds goed wakker en meer bij de tijd want hij heeft direct door dat ze zich zorgen maken over de onbemande bagage. Net voordat ze de politie willen bellen snellen we uit de schaduw omhoog richting weg en bushalte en kunnen we toelichting geven. Zelfs op de zondagochtend in Volterra in ruste is er dus angst voor een bomaanslag.

Het goede nieuws is dat er enkel kleding in zit en de bagage gaat dus gewoon mee de bus in. Geen mogelijkheid tot betalen bij de chauffeur en de tabaccheria is dicht. We mogen toch mee. Gelukkig, want de andere bus vertrekt pas 8 uur later. Terwijl we ons door het Toscaanse landschap laten rijden denken we terug aan het mooie en perfect georganiseerde feestje van Sengul en Rob. En Volterra is daar dus een prima plek voor.

In Salina overstappen, maar daar dus hetzelfde probleem, geen mogelijkheid om een kaartje te kopen. Nu wat dames in de bus en ze gebaren gewoon te gaan zitten. Ok, dan doen we dat. Sowieso iets te warm om je al te druk te maken, we zitten reeds boven de 35 graden. Na de twee bussen hebben we nog drie treinen te gaan. We zijn echter uitermate relaxed en via een stukje mooie kust arriveren we uiteindelijk einde dag in Bologna. In stijl pakken we ook daar de bus, nr 33 richting de Airbnb locatie, precies aan de andere kant van het centrum. Vervolgens slechts 8 min lopen en dan wacht ons een heerlijk koele studio en een verfrissende douche. Zij het met een 20 cm brede, of eigenlijk smalle, sta plek tussen bidet en toilet in. Tot slot een fijne osteria nabij, met nog een vrij tafeltje. Meer is er niet te wensen.

De kaart van Le Mura geeft twee opties, de traditionele gerechten en een creatieve versie van elk gerecht. We gaan uiteraard voor de laatste optie, vergezeld van een verrassend lekkere brutrosso. Ik zou zelf niet snel voor een Lambrusco gaan, heeft toch een wat slechte naam in Nederland, maar we volgen het advies. Ze snappen het, heerlijke combi’s. Hier wordt buiten de Bolognese boekjes gekookt: polpette van mortadella en aardappel met gembermayonaise, tortelli gevuld met eend met daaroverheen een poeder van tomaat, spaghettoni met ansjovis… Een mooie start in de buik van Italië, Bologna.

La grassa, la rossa e la dotta – de vette, de rode en de geleerde.

Hier leer ik een paar dagen later het verschil tussen spaghetti bolognese en tagliatelle ragù. Een gevoelig onderwerp, zo blijkt.

Dit is het verhaal: een echte tagliatelle, wordt gemaakt door een verse eierpasta in reepjes van 8 mm te snijden, deze maat zou overeen moet komen met het 12.270ste deel van de hoogte van de Asinelli-toren. De hoogste van de twee ( behoorlijk) scheve torens van Bologna. Het lijkt mij meer een mythe, maar het houdt het gesprek gaande zal ik maar zeggen. Spaghetti is daarentegen rond, langwerpig en variabel in grootte, bovendien wordt er geen ei in het deeg gebruikt.

Maar hij gaat verder, komt helemaal los en wil duidelijk zijn Engels oefenen. Het Tagliatelle-recept is gedeponeerd is bij de Italiaanse KvK en kent dus copyright. De Ragù-saus is dus niet zomaar een saus met gehakt, zoveel is me al duidelijk. Na dit hele verhaal krijg ik, eindelijk, mijn bordje pasta. Het recept wat dus over de hele wereld naar eigen kunnen wordt gekopieerd, gecreëerd en geserveerd. Al denk ik dat er verrassend weinig met de 8mm brede verse eierpasta wordt gewerkt. Ik durf deze keer geen extra Parmezaanse kaas te vragen, denk dat hij dan hoofdschuddend en teleurgesteld z’n schort zou losknopen en vertrekken.

En zo kan ik wel even doorgaan over het eten – ‘la grassa’ – ik begrijp het helemaal. Nu ik dit schrijf droom ik direct weer weg bij de herinnering aan de osteria’s, pescheria’s en trattoria’s. Zittend in de schaduw onder een altijd weer anders ogende zuilengalerij – geen portico is hetzelfde – luisterend naar het geroezemoes van de Italianen om me heen, de geuren uit de keuken opvangen, het glas met koele wijn. De oude dame die op haar gemak het bestek afdroogt aan een klein tafeltje nabij het toilet, zo werkt het schijnbaar in een Italiaans familiebedrijf. Eenvoud en perfectie, tot en met de crema di mascarpone en de café corretto.

En laat ik ook de pasticceria’s niet vergeten. Een koffietje bij de toog ophalen, op de dagen dat ik me niet kan beheersen met iets lekkers erbij. Dit is voor mij culinair Italië. Waar elders ter wereld zie je om 23.50 u nog mensen binnenlopen bij een gelateria? Ik loop op dat moment terug vanuit het centrum. Ik zit met m’n hoofd nog in de wereld die Melville die avond voor me heeft geregisseerd. Op Piazza Maggiore is er in de zomer elke avond een openlucht bioscoop met klassiekers. Onder de sterrenhemel op een klapstoeltje tussen middeleeuwse gebouwen.

Sotto le stelle del Cinema.

Le samouraï, ofwel Frank Costello faccia d’angelo (1967), de film raakt me, waarbij de omstandigheden natuurlijk ook een rol spelen. De tweetalige ondertiteling is handig, maar eigenlijk werkt de film juist met de kracht van de stilte.

Alleen al de openingsscène. Een man ligt op bed en rookt. De rook van zijn sigaret cirkelt door de lucht. Een vogelkooi te midden van een wat groezelige, vrijwel lege kamer. Een schilderij van een grote bos paddenstoelen boven zijn bed. De camera is statisch. Eindelijk staat de man op, bekijkt zichzelf in de spiegel, zet zorgvuldig zijn hoed op, zijn vingers strijken methodisch langs de rand en hij gaat op pad. Op pad om een auto te stelen. Denk dat het al snel 10 minuten duurt voordat de eerste dialoog plaatsvind. Geweldig hoe een personage geschetst wordt met enkel beelden. De kraag van zijn trench coat hoog opgetrokken; een koele, afstandelijke huurmoordenaar, a lone wolf. Gespeeld door de nog jonge, onberispelijk geklede en Gitanes rokende, Alain Delon. Ik ben verkocht.

Inmiddels is het donker. Rechts van me de enorme Sint-Petroniusbasiliek. Men startte de bouw in 1390, de voorzijde is nog steeds niet af. Volgens zeggen omdat de paus niet wilde dat de kerk groter in omvang zou worden dan de St Pietersbasiliek in Vaticaanstad. Boven me een heldere sterrenhemel, naast het scherm mooi verlichte booggangen. Wat een feestje. En ja, ik vind Bologna leuk. Meer dan leuk. Naast la grassa ook la rossa e la dotta.

la rossa

Naast de rode kleur die je hier in elke steen, portico en dak terugziet, staat het ook voor de, naar zo lijkt het onveranderlijke, politieke voorkeur van de stad. Het is niet alleen de bakermat van allerlei linkse studentenbewegingen en vakbonden, maar ook de hoofdstad van de meest linkse regio van Italië. Het communisme zat (zit?) diep geworteld en de ‘sardientjes’ hadden hier hun eerste volle plein op piazza VIII Agosto.

la dotta

Dit maakt voor mij dat de stad anders is. Ik begreep van een ober dat het studentenaantal één op vier is, dus een echte studentenstad. Wel mooi, want tenslotte werd hier ooit de allereerste universiteit van Europa opgericht. Naast de typische levendige sfeer op en rondom via Zamboni – al klinkt levendig nogal oubollig – brengt dit feit de diverse universitaire musea met bijzondere collecties. En deze collecties zijn dan ook nog eens uitgestald in indrukwekkende historische gebouwen. In Palazzo Poggi (16e eeuw) bijvoorbeeld nog overal fresco’s in de mooie thema zalen. De omschrijving ‘eclectic science exhibits and frescoes’ is treffend. Vol met documentatie en instrumenten uit de 18e eeuw. De apparatuur bij de afdeling verloskunde doet me gruwelen, de wax modellen met toelichting fascineren me.

Een volgende keer wil ik graag nog Palazzo dell’Archiginnasio bewonderen en dan vooral Teatro Anatomico en de Sala dello Stabat Mater, deze keer heb ik meer tijd besteed aan de ontelbare kerken.

Terwijl ik van mijn dagelijkse negroni geniet op een terrasje recht voor de Romaanse gevel van de San Domenico – prima plek dus – bedenk ik me dat het eigenlijk een nogal vreemd gebouw is. Naast de gevel staat bijvoorbeeld een kapel die bijna net zo breed is als de gevel. Eenmaal binnen (b)lijkt het vooral Barokstijl te zijn met grote kapellen die haast kleine kerken op zichzelf zijn. In de Cappella di San Domenico blijkt de graftombe van de heilige Dominicus te staan. De Arca di San Domenico. Ook al was deze heilige de voorman van een bedelorde, de drang om hem een verfijnde, prachtig bewerkte marmeren sarcofaag toe te kennen was kennelijk nogal sterk. Ook de wanden, de beelden en de grote apsis schilderingen zijn haast overweldigend. Helaas is mijn Italiaans niet goed genoeg om de toelichting – toegefluisterd door een pappa aan zoon en dochter – te begrijpen. Ik moet het van Wikipedia hebben. Terwijl ik in een hoekje lees om te herkennen wat ik zie passeren twee eenvoudig ogende (leken?) dominicanen uit Frankrijk. Of wellicht komen ze uit België. Ze zijn in ieder geval op bedevaart en eigenlijk intrigeert me dat veel meer. ‘contemplari’ lukt me, ‘contemplata aliis tradere’ duidelijk minder.

Dit laatste doe ik ook bij le Sette Chiese. Santo Stefano is een complex van zeven kerken, waarvan de oudste al in de 4e eeuw is gebouwd. Hier dwaal je letterlijk door tientallen eeuwen geschiedenis. Al zijn er nu nog ‘slechts’ vier kerken ‘over’, de verwondering is er niet minder door.

De oudste kerk zou gebouwd zijn op het amfitheater waar twee van de eerste Bolgonese martelaren, Vitale en Agricola, rond het jaar 304 zijn gestorven omwille van hun geloof.

Oorspronkelijk heette deze kerk de St Pieter, men dacht op dat moment dat Petrus in Bologna begraven was en niet in Rome. Uiteraard was de bisschop van Rome het hier niet mee eens, er kan tenslotte maar één graf zijn van St Pieter. Hij liet het dak van de kerk halen en vulde de kerk vervolgens met aarde, tot ze hier in Bologna toegaven en de kerk de naam van de Heilige Vitale en Agricola gaven. 

Een eeuw later werd er een hoekige ronde kerk naast gezet, verwijzend naar de Heilige Grafkerk in Jeruzalem. En zo ging men dus nog wat eeuwen door, alles mooi verbonden met binnenpleintjes. Het schijnt dat Dante hier een tijdje verbleef en dat een paar van zijn kwellingen uit de hel geïnspireerd zijn op de beeldhouwwerken op het binnenplein. Ik zie het niet, maar wellicht kijk ik op het verkeerde pleintje, of naar de verkeerde beelden. Of, ook goed mogelijk, is mijn verbeelding onvoldoende. Ben tenslotte geen Dante.

Het driehoekige plein nabij – Piazza Santo Stefano, originele naam – is een plein zoals een plein bedoeld is, bezaaid met kinder kopjes en wat cafeetjes in de schaduw. Fijn om nog wat na te lezen en te mijmeren.

passeggiare

Tijdens mijn avondwandelingen kijk ik altijd even of ik de lantaarn van de nieuwgeborenen (Lampione dei Neonati) zie flikkeren. Lijkt me zo’n leuk idee, dat er op dat moment een kind geboren wordt in een vd ziekenhuizen. Helaas. Ofwel het systeem van de drie seconden licht per kindje werkt niet meer, ofwel de vergrijzing van Italië, in dit geval Bologna, is nog ernstiger dan gedacht.

Over kinderen gesproken, op de terugweg naar mijn tijdelijke thuis (met groen plaatsje en een mooi ijzeren hek – het boeken waard!) passeer ik bij Portico dei Bastardini een duivel, hij valt me pas de laatste avond op. Ik ga googlen. Hij hangt op de hoek van een voormalige weeshuis, Ospedale degli Innocenti. Het schijnt dat hier in het verleden ook een vondelingenton stond, daar waar wanhopige moeders hun kindjes in konden leggen zonder gezien te worden. Naast die duivel hangt ook een prachtige Madonna met kind, wellicht als tegenwicht? Gelukkig is het inmiddels beter geregeld, al lijken de rechten van LGBT, samenwonenden en alleenstaanden nog steeds niet gelijk te zijn aan gehuwden wanneer het adoptie betreft. Maar daar is Italië helaas geen uitzondering in.

‘s Nachts droom ik onnavolgbaar, maar er kwam wel een enorme diepe ton in voor en het regende. Luguber. De regen bleek realiteit te zijn, dus snel de deur dicht. Koelt daardoor wel wat af, goed voor de overgang naar Nederland.

Na een laatste macciato loop ik naar de bus, de eerste fase richting Nederland. Ik zie dat de jongen van het groente en fruit kraampje alweer bezig is om zijn stukje kunstgras bladvrij te blazen. Net als alle andere dagen, dus op zondagochtend. Het ziet er onberispelijk uit, soort groene loper. Hij lacht altijd zo vriendelijk, ik koop maar weer een banaan en wandel verder richting bushalte. Terwijl ik mijn mondkapje zoek bedenk ik dat ik hem maandag niet gezien heb, hoop dat dat dan z’n vrije dag is.

Nu nog een kaartje kopen, hetgeen niet lukt. De enige overeenkomst tussen Volterra en Bologna. Ik reis wederom zonder te betalen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s