De Lonely Planet is lovend over Junagadh. ‘Highly atmospheric, dotted with markets and half-abandoned palaces in Euro-Mughal style’. Daarnaast maar liefst vier bezienswaardigheden met een sterretje. In ogenschouw nemend dat Gujarat niet heel uitgebreid omschreven wordt kunnen we dit feit lastig negeren. Dus na het geluier op het dakterras maar eens in de actie.
Op loopafstand vinden we de twee mausoleums uit eind 1800. Mahabat Maqbara. Mooi. De rijk bewerkte minaretten met hun hele smalle spiraalvormige trappen zorgen er wel voor dat mijn heupen extra breed lijken en m’n schoenmaat extra groot. Kortom, ik voel me een soort reuzin die probeert elegant naar boven en beneden te komen, liefst ook nog zonder mijn hoogtevrees te laten blijken. Deze poging mislukt uiteraard volledig, echter, de minaretten zijn er gelukkig niet minder fraai door. Het uitzicht evenmin. Beide mausoleums zijn afgesloten voor publiek dus het blijft beperkt tot het spieken door de vensters en tralies. De buitenzijde toont echter verschillende invloeden en is dusdanig bewerkt dat ik de hete middagzon amper doorheb terwijl ik de boel bewonder.
Ernaast een moskee met daarbij een kleine school. Eigenlijk meer een hokje met plastic krukjes als tafeltjes en een matrasje als stoel. Verder veel uitgelaten jongetjes, één bedeesd meisje en een strenge leraar met een haast fluoriserend oranje rode baard. Na het foto momentje en het buiten spelen, deze twee worden door de Roodbaard handig gecombineerd, moet iedereen weer snel terug naar binnen voor het vervolg van de les. De schriften met de Koran worden braaf opengeslagen en wij vervolgen onze eigen weg.
De bestemming is het fort van Junagadh. Niet te verwarren met het Junagarh Fort in Bikaner, Rajasthan. Deze laatste heb ik toevallig 19 jaar geleden bezocht en was toen in een hele andere staat. Daar zandsteen en marmer, vlakbij de woestijn. Dit fort ligt midden in de stad en aan de voet van de heilige Girnar berg. Die met die 9999 treden.
De naam betekent oud fort en die naam mag hier eervol gedragen worden, dit gezien zijn (haar?) leeftijd. Meer dan 2300 jaar oud. Een legende vertelt dat een houthakker onderweg door het bos een stenen muur en een poort ontdekte. In de buurt zat een sadhu te mediteren en op de vraag van de houthakker omtrent de naam van de plaats en zijn geschiedenis, antwoordde hij simpelweg dat de naam “Juna” was – oud. Dus de plaats werd bekend als “Junagadh” bij gebrek aan een betere naam.
Maar… er zijn vele legendes in India dus even googlen en je vindt verschillende en uiteenlopende verhalen. Ik zou zeggen, kies dat wat je het meeste aanspreekt. Feit is dat de oorspronkelijke toegangspoort veel goeds belooft. Een prachtig voorbeeld van een torana, vrijstaand en fijn bewerkt. Het bijzondere is dat daar overheen twee later gebouwde poorten in Indo-Saracenic stijl staan. Zo zie je goed die tijdspanne.
Bij de poorten zijn diverse mini tempeltjes en heiligdommen dus niemand loopt er zomaar aan voorbij. Ook veel foto’s van kinderen aan de wanden. Het ruikt er heerlijk naar wierook en brandende kaarsjes. De prasada offers kunnen van alles zijn maar meestal zien we bananen, bloemen, wierook, gekleurd poeder en geld. we kijken en maken wat foto’s. In plaats van irritatie door mogelijke verstoring van zo’n ritueel nodigt de man ons uit om ook te offeren. Hij geeft ons de spullen en legt uit wat te doen. Dat is dus India.
Na de toegangspoorten kom je dus in het fort zelf. Op sommige plaatsen zijn de muren meer dan 20 meter hoog en dankzij dit fort heeft men hier heel wat aanvallen kunnen weerstaan. Volgens overlevering is het 16 keer bestormd in 1000 jaar tijd. Lijkt niet al te veel maar de langste aanval duurde wel 12 jaar. Een lange adem was dus vereist.
Deze historie maakt het bezoek zeker interessanter, toch raakt het daadwerkelijke fort ons minder dan verwacht. Blijkbaar zorgen die sterretjes in de Lonely Planet toch voor een bepaalde verwachting? We herkennen inmiddels zeker de fijne bewerkingen in de grote moskee, nu de verlaten Jammi Masjid en ooit het paleis van Rani Ranak devi.
Overigens geldt ook hier dat de folklore en vertellingen eromheen zorgen voor de extra dimensie, echter helaas geen fatsoenlijke gids te vinden. Bovendien zijn wij er in het heden, de laatste dagen van 2019 en zijn we vooral verbaasd over en ook wel geshockeerd door de vele beschadigingen. Overal zijn er namen met data in het steen gekrast. Graffiti in de slechte vorm. Lijkt heiligschennis. Dat gebeurt er dus blijkbaar wanneer er geen bewaking is en vrije toegang. Zonde.
Om verdere teleurstelling te voorkomen laten we de boeddhistische grotten links liggen en gaan op zoek naar de twee ‘waterputten’, mogelijk de oudste tot op heden.
Geen inscripties in de Adi Kadi Vav, maar de afwijkende vorm en juist de eenvoud van het uitgehakte steen, de verschillende lagen en kleuren steen en de diepte maakt het voor mij bijzonder. Dit is nu echt een waterput, geen waterpaleis. Misschien is een middeleeuwse water tempel ook wel een passende benaming.
De naam Adi Kadi verwijst naar de twee slaven meisjes die elke dag het water moesten halen. Gelukkig voor hen ‘slechts’ 175 treden diep, al waren die treden waarschijnlijk toen minder gelijk en verzorgd dan vandaag de dag. Hopelijk was anderzijds het water toen wel schoner want nu enorm vervuild met veel plastic afval.
Iets verderop nog een step-well. De Navghan Kuwo. Gehouwen uit kalksteen, met spiraalvormige trappen. Moet in het verleden toch ook mooie inscripties hebben gehad, maar heeft dringend onderhoud nodig. De vele duiven (bovenaan) en vleermuizen (het diepere donkere deel) helpen ook niet om het geheel tot een fijne en toegankelijke afdaling te maken. We keren al snel om.
Al met al besluiten we ‘s avonds, tijdens de terugblik van de dag, dat het ritje met de rickshaw ernaartoe, èn de voorafgaande lunch, èn het slenteren door het oude centrum, eigenlijk nog het leukste was.
Toch weer die interactie met de mensen… Ik bedoel, hoe vaak komt het voor dat je vol verbazing kijkt naar een mooi, oud, maar vervallen gebouw en dat er opeens een politieagent op de 1e ‘verdieping’ uit een van de deuren het dak op stapt en je uitnodigt om binnen te komen. Wanneer je dat dan doet dan krijg je thee aangeboden en showt hij zijn kantoor. Bestaande uit een tafel met twee oude stoelen, daarop een stapel grote schriften en registratie boeken en aan de wand een kapotte en scheef hangende lijst met een antieke zwart wit foto van een vast en zeker bekend persoon.
Hij is trots op zijn politiepost. Spreekt echter zeer matig Engels dus een vertaler is nodig. Die vertaler, een collega, spreekt net iets minder matig Engels en zo komen we er wel. De verschillen tussen het werk in Nederland en India worden blootgelegd tijdens de chai uit de kartonnen bekertjes. Zijn oude geweer staat in de hoek, beetje stoffig dus het lijkt alsof hij het niet dagelijks nodig heeft. Gelukkig maar. We lopen nog wat over de daken en kijken naar de drukte iets onder ons.
Een paar koeien kuieren rustig voorbij en willen en passant wat groente meepikken van een van de vele kraampjes. Echter, zo heilig is zijn status toch ook niet want er wordt snel een stok gepakt. Dreigen is genoeg, ze slenteren onverstoorbaar verder. Twee in het zwart en volledig bedekte moslimvrouwen maken plaats, de mannen in hun witte kurta en pajama eveneens. De spelende kids in schooluniform verplaatsen hun tol voor de koe en wat shoppende vrouwen in mooie gele, rode en oranje sari’s met rinkelende sieraden schuiven eveneens hun volgeladen tassen opzij. De heilige koe mag overal passeren, echter het is geen ‘all you can eat walhalla’, gezien de stokken bij de groente stalletjes.
all you can eat ( and drink)
Dat laatste is het wel bij de vele thali eettentjes. We hadden deze keer gekozen voor een simpele lunch langs de kant van de weg. Eigenlijk vooral omdat we het te warm vonden om verder te zoeken. De deksels worden op aanvraag van de pannen gelicht en na mijn standaard, maar nutteloze vraag ‘not too spicy?’ ploffen we neer bij een plastic tafel met een houten bankje. We wassen onze handen middels wat water uit de waterkan en eten vervolgens onze buik vol met teveel verse chiapati’s en de inmiddels welbekende ‘all you can eat’ thali met botermelk.
Chaas in Noord India, mor in Tamil Nadu, mooru in Kerala, ghol in West Bengal and majige in Kannada. Beetje verwarrend, maar eigenlijk maakt het niet uit want je hoeft er zelden om te vragen. Men biedt het aan en wel onbeperkt. Bij zo’n straat stalletje van vandaag is het een simpele karnemelk die niet helemaal goed lijkt te mengen. Soms krijgen we ook een versie met komijn zaad, verse koriander, gember en zout. Heel soms is het ook gezoet, dus eigenlijk is het altijd een verrassing.
Maar de grootste verrassing is toch wel dat onze magen ertegen bestand blijken te zijn. Vooralsnog tegen al het eten en drinken en dat terwijl we toch heel wat ‘risicovolle’ eetetablissementen achter de rug hebben, alsmede gedeelde maaltijden in trein of bus met slechts wat oud krantenpapier als verpakking.
Na de lunch besluit Joris om een filmpje te maken voor mijn moeder. Alles en iedereen wordt close-up en ongevraagd op beeld vastgelegd. Zal vast de eerste keer zijn geweest dat zijn ‘restaurantje’ gefilmd werd, ze waren in ieder geval welwillend en denk ik ook wel trots.
De rickshaw chauffeur voor de deur, of eigenlijk op straat want er is geen deur, ziet het allemaal verbaasd aan. Ik weet niet precies wat hij denkt, maar als we vragen of hij ons naar het Uparkot fort wil brengen knikt hij enthousiast en lacht zijn enige tand bloot. Hij vind het zelfs zo leuk dat hij een detour maakt door de stad en lijkt langs al z’n vrienden en bekenden te rijden. Hij roept ze iets toe, zal iets zijn als: “Kijk eens wat ik in m’n karretje heb..”. Het gevolg is veel lachende reacties, geroep en zwaaiende mensen. Voelde me net Maxima. Lachen en terug zwaaien. Hij had in ieder geval een leuke dag. Wij ook.