13-16 september: syracusa – syraka – pentapoli
De eerste stop van onze treinreis door Sicilië is in het zuiden, in Syracusa. Voor mij is deze rondreis een workation. Je zou zeggen uber hip, zij het niet dat dit voor mij al jarenlang de ideale energie brenger is. Combining the best of both world en als ze er nu een woord voor hebben bedacht, prima!
Mede hierdoor is de route wel wat meer uitgestippeld, een goede WiFi is essentieel en reis dagen zijn vrije dagen. Binnen dat kader kunnen we echter van alles doen. In Syracusa betekent ‘van alles doen’ sowieso de dag starten met een duik in de zee. Onze studio ligt in Ortigia, het oude deel van de stad en op nog geen 5 minuten loopafstand van een mooi klein strandje (rechtsaf) en wat rotsen met trappetjes (linksaf). Geweldige start van de dag, de zon is er al vroeg en koffie (het tweede vaste onderdeel van de dag) is altijd al wel ergens te vinden. Daarna werken, een salade tussendoor en s avonds na achten heerlijk door de stad slenteren, soms iets eerder om nog een kerk van binnen te bekijken en na een drankje op ons dakterras ergens in de steegjes iets eten. In het centrum ‘zo zo’, maar iets meer aan de rand echt super. Daar gaat m’n koolhydraatarme eet patroon. Terwijl Duitse architecten ons leren wat brutalisme is, proosten we met fijne Siciliaanse wijnen en proeven we nieuwe pasta varianten. Met sardines en venkel. Liefst met een arancini vooraf, gemaakt met de restjes risotto van de vorige dag en met van die draderige mozzarella als je erin hapt. Of de agrodolce caponata als voorafje, ook fijn. Als ze enkel toch die bleekselderij eruit konden laten..
Ortigia.
De wijk Ortigia is dus het historische centrum van de stad en eigenlijk een klein schiereiland in zee. Klein, onderdeel van het grotere Syracusa. Groot betekent nu rond de 100.000 inwoners, groot betekent nu ook op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO staan.
Maar groot betekende in het verleden ècht groot. Syracusa was, gelijk aan Athene, Rome en Carthago, ooit een stad binnen Magna Graecia om rekening mee te houden. Deze kolonie kwam na de Griekse bloeiperiode echter in handen van de Romeinen (en vervolgens van de Arabieren, de Byzantijnen, de Noormannen en de Fransen…). Wikipedia zorgt voor hernieuwde geschiedenislessen, zoveel mag duidelijk zijn. Maar vooral fijn leesvoer is de Griekse mythologie. Over Ortigia en haar beschermheilige Diana. Benen opgetrokken, koffie erbij, uiteraard mèt gedeelde brioche pistacchio en het bekende glaasje acqua frizzante. Heerlijk. Met wat achtergrond informatie kijk ik even later toch anders naar Fontana di Diana, het zogeheten pronkstuk van Piazza Archimede. En ja, hier in Italië weten ze wel hoe je een klassieke fontein creëert. Al vindt de gemiddelde Siciliaan dat Sicilië geen Italië is. En eigenlijk vinden de Italianen dat ook.
Wel mooi, ik vind ergens een omschrijving van een stadswandeling : ‘Un viaggio nell’impero perduto di Siracusa tra tirannia, democrazia, filosofia, guerre e vicissitudini.’
Getuigt van weinig bescheidenheid, maar tegelijkertijd besef ik dat ik er verdomd weinig vanaf weet. Ik vind die mythes eigenlijk wel het mooiste. En Sicilië blijkt over vele te beschikken. Zo is er hier in Siracusa de zoetwaterbron fonte Aretusa. Gek genoeg bevindt dit zoete water zich op slechts een paar meter van de zoute zee. Het bronwater komt vanaf de bergen, in een stroom die onder de zee door loopt. Niet vreemd dat er een mythe is ontstaan; de zeenimf Aretusa was voor Alfeo op de vlucht. Artemis bood haar een schuilplaats in een wolk (daar waar ik als kind ook altijd wilde zijn, en eigenlijk zien ze er voor mij nog steeds aantrekkelijk uit, al weet ik inmiddels beter..). Echter, Aretusa vertrouwde het nog steeds niet en bleef dusdanig bang voor Alfeo die haar, ondanks de fantastische schuilplaats, bleef zoeken. Op miraculeuze wijze verandert ze vervolgens in een stroom water en dezelfde Artemis biedt haar een uitweg. Deze liep onder de zee richting – je raadt het al – het eiland Ortigia. Hier besloot ze vervolgens te blijven, en zie hier de oorsprong en tenaamstelling van de bron; fonte Aretusa.

Inmiddels is het overigens brak water en ook blijken er nog vele andere versies te bestaan. Zoals een ontklede Aretusa die een bad wilde nemen. Het water bleek echter de God Alfeo te zijn die natuurlijk direct veranderde in een aantrekkelijke man, klaar om haar te veroveren. Vervolgens ontstond een soort #metoo situatie en Artemis helpt de gestalkte Aretusa door haar in een bron te veranderen. Echter, de wanhopige Alfeo vraagt zijn vader Oceanus te helpen, die vervolgens per direct het water van de Ionische Zee opent zodat zoonlief linea recta naar Sicilië kan stromen. Preciezer gezegd, naar de bron zodat hij zijn geliefde nimf kan weerzien. Hoe dat verder afloopt vertelt het verhaal niet, maar mijn meestal nogal praktische gedachten vinden die legendes dus wel prettig. En de deels door papyrus en ander groen overwoekerde bron krijgt hiermee een historie. Dezelfde Aretusa en Alfeo zie je ook weer terug in de eerder genoemde Fontana di Diana, tezamen met de nodige zeemonsters.
Ondanks dat we hier min of meer in het naseizoen zijn lopen er overdag toch nog heel wat drommen toeristen rond. Ik werk overdag en heb er dus weinig last van, maar Joris komt af en toe wat gedesillusioneerd terug. Zal straks aan de westkust echt wel minder zijn maar hier is het beter de bezoektijden slim in te plannen.
Waar het altijd druk is, is natuurlijk piazza Duomo. Dit geldt overigens voor elke stad en hier dus geen uitzondering. Ook hier zijn de fundamenten Grieks, al is er, mede door de diverse aardbevingen, flink heropgebouwd. Barok viert hoogtij, met daartussen Dorische zuilen. De drukte is hier echter mooi verdeeld. Sicilianen, Italianen en buitenlandse toeristen. Hier elke dag wel een grootste bruiloft. Traditioneel met paard en wagen, of maffia achtig met luxe sportwagens waar de bruid met veel moeite in en uit stapt. Welke versie ook, het geheel is altijd stijlvol. De dames op torenhoge hakken met perfecte jurkjes, de heren in strak gesneden pakken. Allen met zonnebril, flinke horloges en de nodige kinderschare. Sinds Parma weet ik dat Joris geen enkele schaamte kent en hij fotografeert ook hier meerdere malen mee met de vaste fotograaf. Staat vooraan of er midden tussenin. Praat met iedereen en interessant genoeg pikt iedereen het. Sterker nog, ze lijken het wel leuk te vinden en poseren zonder enig probleem. Ik daarentegen blijf op de achtergrond en aanschouw het als geheel, liefst zittend tegen een muurtje aan, hij komt vanzelf wel weer terug.
Vrijdag 17 september – la stazione sbagliata
De volgende stop is Noto. Na een vroege plons en een laatste ochtendwandeling door syracusa lopen we naar het station want de bus blijkt niet te gaan. Aldaar gedoe met kaartjes en apparaat, of eigenlijk geen kaartjes. Het is inmiddels 30+ graden maar zitten uiteindelijk dan toch in de trein. Kort ritje in een zogeheten boemeltreintje. We maken het ritje echter onbedoeld nog iets korter want volgen blindelings de enige twee andere medepassagiers, een stel met echt enorme rugzakken (die moeten het pas warm hebben..). Superdom, zo blijkt al snel. De trein rijdt weg, we kijken om ons heen en er is echt helemaal niets. Dat is raar want de reden dat we Noto op ons lijstje hadden gezet was de volgende omschrijving: ‘A pure gem of Baroque art in Sicily’s southeast corner, the UNESCO-protected town of Noto is really worth visiting now, before it gets too popular.’
We zien echter niets geen barok, ook geen bordje met Noto. Wel een bordje met Avola. Halte te vroeg. De volgende trein komt pas weer over een paar uur en een bus of taxi is nergens te bekennen. Uber app reageert niet. Het is duidelijk siësta. We lopen richting stadje maar ook daar is de boel dicht. Een koel glas Nero d’Avola om de tijd te verdrijven zit er dus niet in. Enigszins beschaamd bel ik Salvo, de host van onze accommodatie in Noto en een klein uurtje later stopt er een gedeukt autootje voor onze neus. Hij kan er gelukkig om lachen.

het barokke noto van Rosario Gagliardi
Eenmaal daar waar we oorspronkelijk ook moesten zijn besluit Joris voor een siësta en ik ga alvast wat slipperen. Goed dat we hier slechts het weekend zijn want de woorden ‘before it gets too popular’ zijn mo gelijk al even geleden geschreven. En barok is hier wel écht barok. Voor ons is het wat te mooi, te veel, te theatraal. We missen de lelijkheid die een stad juist mooi maakt, die een stad ‘echt’ maakt. De eerste indruk is een weliswaar prachtig openluchtmuseum, maar voor ons wat overweldigend.
Natuurlijk heeft ook hier de enorme aardbeving z’n effect gehad. Het oude Noto was volledig verwoest en ongeveer 60.000 mensen kwamen om het leven. Conform het Renaissance-denken van die tijd (1700) werd een volledig nieuwe stad gepland en gebouwd in een uniforme barok-stijl. Geen wirwar van kronkelende middeleeuwse straatjes maar een overzichtelijk plan met rechte straten. Bovendien lager gelegen en 12 kilometer verderop. Het team van experts en architecten (inclusief een Nederlandse ingenieur!) onder leiding van Gagliardi creëerde parallelle straten van oost naar west waardoor de zon constant zichtbaar is. Voor de belangrijkste kerken en paleizen gebruikte men tufsteen, wat een soort aan elkaar gekit vulkanische as is. Ik lees dat we in Nederland ook huizen van tufsteen hadden. De steen moest echter uit de Duitse Eifel gehaald worden dus zodra er eigen steenbakkerijen waren werd de steen al vlot vervangen door de goedkopere baksteen. Ons bien zuunig? In Deventer zou het oudste (tuf)stenen huis van Nederland staan, inmiddels beschermt door een glazen luifel.
Het materiaal adsorbeert het zonlicht en zie hier de link met het stratenplan van ‘nieuw’ Noto. De zon zorgt voor mooie goudkleurige gebouwen. Denk dat het effect in Deventer minder spectaculair is maar inderdaad, hier in Noto werkt het. Nadat ik deze kennis tot me genomen heb ben ik alweer wat positiever en kijk ik ook anders naar de symmetrie. De geelbruine palazzi zijn via okergeel nu goudkleurig :-). Het glaasje wijn (Moscato di Noto – secco) is weer halfvol in plaats van halfleeg.

En zo zitten we ‘s avonds heerlijk te eten op de trappen achter de kathedraal, nemen we – net als iedereen – een granita bij café Sicilia (de eigenaar is tenslotte ooit verkozen tot beste patissier van Italië en dan zit je terras altijd vol) en slenteren we door de verschillende niveaus van de stad. Pleinen met indrukwekkende kerken en hoge trappen. Her en der uitzichten over de vallei en het lager gelegen deel. Het hoogstgelegen deel van de stad staat vol pallazi en was dus voor de adel, het middelste gedeelte was voor de geestelijken en dus de nodige kerken, inclusief de Cattedrale di San Nicolò. Een gezamenlijk ontwerp van de drie lokale architecten. 75 jaar over gedaan om te bouwen en 2 eeuwen later, in 1997, stortte het grootste deel in. Nu overigens weer open voor het publiek. En de trappen voor de kathedraal staan vol. Tijdelijk. Er zijn namelijk zes mega sculpturen van Igor Mitoraj geïnstalleerd. Prachtig. Afwijkend van de rest en daarmee zo mooi. Ze blijven nog tot eind oktober staan, verlengd door de pandemie, dus wie in de buurt is…
Ik heb ze opgezocht ; “Daedalus”, “Ikaria”, “Eros Bendato”, “Gambe Alate”, “Ikaro Alato” en “Eros Alato Screpolato”

De locatie van de Airbnb is wederom perfect. Ja, de voorbereiding loont. Nabij een hobbelig pleintje, zo eentje waar je echt geen hakken moet willen dragen en vlakbij de Koninklijke stadspoort. We drinken nog een wijntje op het mini plaatsje voor onze deur. Toch nog de Nero d’Avola. Lange dag, vanmorgen lagen we nog in de zee, ons verbazend over de hond die hele stukken mee zwom met zijn baas. Duidelijk dagelijkse routine. Simba wordt op zo’n moment weer even intens gemist. Nu hoog tijd voor een douche, zittend in het oude grote bad want een houder voor de douchekop is er niet.
zaterdag 18 september
De 18e. Heerlijk loom wakker worden. We brunchen met gegrilde paprika, vers van de bbq bij de groenteboer om de hoek. Kom daar maar eens om in Rotterdam. We besluiten het barok te laten voor wat het is en gaan voor een middag duik in de zee. Pendelbusje functioneert prima. Hetgeen belangrijk is want het Codex festival is gaande in Noto en we hebben nog kaarten kunnen krijgen voor een avond voorstelling. Dans op muziek van Bach, Goldberg. Mooi excuus voor de rode jurk. Het duurste kledingstuk wat ik ooit gekocht heb. Was bedoeld voor m’n feest maar past eigenlijk veel beter in Italië. De gordijntjes van het theater zijn haast dezelfde kleur.
Virgilio Sieni danst en Andrea Rebaudengo speelt piano. En hoe! Ik kijk en luister bijna ademloos. Diep respect. Denk dat er slechts 30 tot 40 mensen in de zaal zitten. Intieme sfeer (ondanks de verplichte mondkapjes) in een mooi theater. Echter, de hoeveelheid toeschouwers doet absoluut geen recht aan het gepassioneerde vakwerk op het toneel. Mogelijk Corona regels.

zondag 19 sept
Noto tijdens een zondagochtend wandeling voelt een heel stuk prettiger dan op de vrijdag- en zaterdagavond.
Mooi vind ik de verschillende barokke balkonnetjes. In via Nicolaci staat een Palazzo waar je omhoog blijft kijken, maar ook elders loont het zeker om dit met regelmaat te doen. Al doende leer je.

Echter, we gaan weer verder – want morgen weer werken – en nemen de trein naar Scicli. Of toch niet?
Prachtig verlaten treinstation. We zijn de enige. Geen loket, enkel een perron. We checken het tijdschema. Nog een half uurtje, we zijn vroeg. We installeren ons op een bankje en zijn al snel verdiept in een boek. 50 min later; best raar, zou nu toch wat leven in de brouwerij moeten zijn? Echter, geen waarschuwingsbel, geen trein, ook niet in de verre verte. Enkel een zinderende lucht. Mooi woord vind ik dat, zinderend. Mooi gezicht ook.. Toch nog maar eens kijken op het (papieren) schema, er is niemand om het te vragen. Uiteindelijk komen we tot de conclusie dat de afwijkende treinrijden voor festivi blijkbaar ook gelden voor de zondag.

We informeren B&B casa Pam dat we toch niet komen en vinden gelukkig vlakbij het station een B&B voor 50 euro. Het is niet anders. Morgen een vroegertje.